Categorie archief: Nederland

Boeken ruimen

Ik lijk wel een krant: een dramatische kop en dan blijkt dat ik de boeken van Walraven juist helemaal niet ga ruimen! In mijn kastje Nederlands-Indië stond altijd al Brieven van Willem Walraven, een stukgelezen exemplaar waarvan ik me niets meer herinner, behalve dat ik het indertijd prachtig vond, maar nu vond ik bij het uitsorteren van de boeken die weg moeten nog een andere bundel van hem: Eendagsvliegen. En dat gaat natuurlijk helemaal niet weg, want ook dat is prachtig!

Willem Walraven (1887–1943) stamde uit het benauwd-christelijke dorp Dirksland op Overflakkee. In de jaren tachtig kwam ik er wel eens; het was een mooi dorp, maar de SGP zag je er wel aan af. Hij bracht daar een beklemmende jeugd door en moest er dringend weg: vijf jaar in Canada, in 1915 naar Indië als soldaat (Tjimahi). Vanaf 1918 boekhouder op verschillende ondernemingen, vooral in de suiker; vanaf 1930 als journalist werkzaam bij de Indische Courant. Eendagsvliegen bevat stukken en stukjes die hij in die krant en andere bladen heeft geplaatst, tot 1941 aan toe. Oppervlakkig? niks hoor! Indringende beschrijvingen van de sociale toestanden op het Flakkee van zijn jeugd. Een kijkje in de desolate Indische kazerne, waar de jongens maar twee mogelijkheden hadden om er eens uit te komen: de kampong, waar drank en vrouwen op hen wachtten, of het protestants militair tehuis, waar de sfeer helaas vaak verpest werd door kwezelige christenzielen. En zelfs over privé zaken schrijft hij, zoals zijn ontmoeting en huwelijksleven met Itih, zijn Soendase vrouw. Ja, hij was met haar getrouwd, wat indertijd in Indië erg ongebruikelijk was. Talloze Nederlandse mannen leefden ongehuwd samen met een inlandse vrouw, die ze weer wegdeden als ze overgeplaatst werden of genoeg van haar hadden, vaak zonder hun kinderen te erkennen. Maar Walraven trouwde officieel. Dat maakt hem onmogelijk in de blanke apartheidssamenleving en maakte het ook onmogelijk om met haar en zijn acht kinderen ooit naar Europa te reizen, maar voerde hem wel in in de inheemse samenleving, die andere Nederlanders niet zo kenden. Hij beschrijft dat leven van binnenuit, hoewel hij niet van Indisch eten hield en zijn Itih de Hollandse keuken bijbracht. Hij zat dus ergens tussen Hollands en inlands in, maar was heel vroeg in zijn pogingen, de grens tussen die bevolkingsgroepen te slechten. En er is nog veel meer, over de dagelijks gang in Indië, over de suiker en de economie. Ondanks het bescheiden genre der journalistiek zitten er autobiografische meesterwerkjes tussen.

Toch nog even over boeken ruimen: heel stimulerend is het inzicht dat goede schrijvers ook wel slechte dingen schreven. De goede werken dus houden, de mindere wegkieperen. Zestien centimeter kastplank van Strindberg weggedaan, De zoon van een dienstmeisje en De rode kamer behouden. Dit principe pas ik ook bij de door mij zeer gewaardeerde Couperus toe, die naast prachtige boeken ook veel pulp heeft geproduceerd.

2 reacties

Opgeslagen onder Christen Christelijk Christendom, Nederland, Schrijven

Herinnering: verzuilde Mattheüs

Het gezin waarin ik opgroeide was niet erg muzikaal, maar wel ging mijn moeder ieder jaar naar de Matthäus-Passion en vanaf een zekere leeftijd nam ze mij mee. Dat was natuurlijk geen slecht begin van mijn muzikale ontwikkeling. Maar er waren nogal wat uitvoeringen; naar welke te gaan? De keuze was niet muzikaal, maar religieus. Het Concertgebouworkest voerde het stuk natuurlijk uit; beroemd was ooit de uitvoering van Mengelberg geweest, daar waren nog grammofoonplaten van. Maar dat was onkerkelijk en kwam dus niet aanmerking. Dan was er Piet van Egmond, daar was ook iets mis mee: niet christelijk genoeg, de verkeerde kerk? ik weet het niet meer. Nee, wij gingen naar de uitvoering van Simon C. Jansen en de Koninklijke Christelijke Oratoriumvereniging. Gelukkig was die uitstekend, met prima solisten, dus we kwamen niets te kort. Vaag besefte ik dat er een uitvoering in de Grote Kerk van Naarden bestond. Met mijn verzuilde voelsprieten zou ik denken: die was vrijzinnig hervormd. Maar Naarden was sowieso te ver, dus daar werd niet heen gegaan.

Die verzuiling doortrok vroeger het hele leven. We woonden in een huis van een christelijke woningbouwvereniging. Er waren christelijke (d.w.z. protestantse), katholieke en ‘nikse’ scholen, verenigingen en kranten. Maar ook in heel kleine dingen speelde het een rol. Verkade beschuit gold als christelijk, terwijl die van Bolletje …, nee, dat was heidendom puur!

4 reacties

Opgeslagen onder Godsdienst, Muziek, Nederland

Oude woorden: maandpaard, maandrijtuig

In Couperus’ De boeken der kleine zielen maakt kleine ziel Cateau van Lowe zich zorgen over haar rijtuig, dat nat wordt: “Om den coupé niet noodeloos in den regen te laten staan en bederven, stonden zij dadelijk op, deden mantel en overjas aan en gingen. Of het paard nat werd, interesseerde hun minder, want het paard was een maandpaard, maar de coupé was hun eigendom.” (p. 14).1 En later nog eens: “Het regende, en dan werd de coupé nat. Het paard was een maandpaard; de koetsier telde heelemaal niet meê: een man.” (p. 44).1
Een alleraardigst portret van het toenmalige, o zo chique Den Haag!

Blijkbaar was het vroeger mogelijk een paard per maand te huren, en man en paard ook. Je kon ook een rijtuig + paard + koetsier voor een maand huren. Dat deed Couperus een keer, toen zijn vrouw door een zenuwaandoening slecht kon lopen: “… het was geen rheumatiek, maar het waren zenuwen; van louter nerfjes kon zij niet loopen, de arme doedel; wij hebben als richards een maand lang maandrijtuig gehad, met vasten koetsier en edel ros, en in Den Haag door wind en weer getoerd.”2

J.H. van Dale, Nieuw Woordenboek der Nederlandsche taal, ’s Gravenhage/Leiden/Arnhem 1872, vermeldt deze woorden nog niet. Mijn nog nieuwere Van Dale van 1992 vermeldt alleen ”maandpaard”.

NOTEN:
1. Louis Couperus, De boeken der kleine zielen I, Amsterdam/Antwerpen 1991.
2. Brief van Couperus aan Constance (Stanny) de la Vallette, 17 oktober 1900, uitgegeven in F.L. Bastet, Een zuil in de mist. Van en over Louis Couperus, Amsterdam 1980, p. 82.

2 reacties

Opgeslagen onder Dieren, Literatur, Nederland, Taal, Vroeger

Wilders gezien in Duitsland

Hieronder vertaal ik (met behulp van Deepl.com) een stukje uit de online-versie van de Frankfurter Allgemeine over een recente gebeurtenis in de Nederlandse politiek. Het zal de een of ander misschien interesseren hoe in een ander land tegen de Nederlandse zaak wordt aangekeken. 

======================
 
Andreas Ross, Verantwortlicher Redakteur für Nachrichten und Politik Online
 
Geert Wilders is niet de eerste rechtspopulistische leider die na lange marsen door de dalen en over de pieken van de protestpolitiek probeert te matigen zodra de macht binnen handbereik komt. Het bekendste voorbeeld hiervan is op dit moment Marine Le Pen in Frankrijk, die zich in eigen land als een respectabele kracht onderscheidt van de AfD en haar nog extremere rechtse rivalen. De “postfascistische” Giorgia Meloni, die sinds anderhalf jaar Italië regeert, is niet alleen voor haar een rolmodel.
Met Wilders is de situatie echter iets anders. Sinds de kamerverkiezingen, die hij in november duidelijk won met 24 procent van de stemmen, heeft hij zelf zijn veel tammere aanpak openlijk omschreven als een tactische manoeuvre.

Islamhaat “in de ijskast”
Hij heeft zijn meest radicale stellingen niet afgezworen, maar “in de ijskast gelegd” om enige kans te maken coalitiepartners te vinden. Na twintig jaar het enfant terrible van de Haagse politiek te zijn geweest, wilde hij eindelijk een beslissende rol spelen in de vormgeving daarvan. Zo is hij bereid, niet meer alles te baseren op het uitgangspunt dat de islam geen religie is maar een “fascistische ideologie” en heeft hij het dus niet meer over het afschaffen van het verbod op discriminatie in de grondwet – tot nader order.

Loutering ziet er anders uit. De andere rechtse partijen hadden dus goede redenen om deelname aan een coalitieregering onder leiding van Wilders te weigeren. Ze hadden echter even goede redenen om Wilders niet principieel uit te sluiten als partner, maar te zoeken naar een manier om met hem een rechtse coalitie te organiseren.
Er is hier sprake van eigenbelang, maar ook van respect voor de wil van de kiezers: de Nederlanders hadden in november ondubbelzinnig om een politieke verschuiving naar rechts gevraagd. Degenen die dachten dat het een ongelukje was op de verkiezingsavond zijn er sindsdien door elke nieuwe opiniepeiling aan herinnerd: als er nieuwe verkiezingen zouden worden gehouden, zou Wilders waarschijnlijk nog veel meer stemmen krijgen. Een regering geleid door de sociaal-democratisch-groene verkiezingsverliezers zou daarom voor veel burgers overkomen als een klap in het gezicht. Velen zouden vooral graag een verandering in het migratiebeleid zien.

Voor Wilders wreekt zich nu zijn eenmansbedrijf
Het is echter nog niet duidelijk of de vier partijen het daadwerkelijk eens zullen worden over de richtlijnen voor een nieuw beleid nu alle leidende kandidaten afstand hebben gedaan van regeringskandidaten. En zelfs als ze erin slagen om deze stap in dienst van de zaak te zetten, moeten ze het nog steeds eens worden over de personen die deze doelen in een “buitenparlementaire regering” moeten vervullen. Hier zijn geen rolmodellen voor.

Voor Wilders wreekt zich nu dat hij zijn “Partij voor de Vrijheid” al bijna twee decennia runt als een eenmanszaak zonder leden. Hij heeft geen sterke mensen opgebouwd op wie hij nu terug zou kunnen vallen om toch een soort “regering-Wilders zonder Wilders” te creëren. Om dezelfde reden profiteert hij echter van het wederzijdse terugtrekkingspact tussen de vier partijleiders: als fractievoorzitter kan hij de vele nieuwkomers bij de Partij voor de Vrijheid in het parlement temmen, zoals hij dat jarenlang met harde hand heeft gedaan.

Bijna niemand, ook niet binnen de vier onderhandelende partijen, verwacht dat dit alles zal resulteren in een stabiele regering die Nederland na het definitieve vertrek van de rechts-liberale Mark Rutte nog jaren door de huidige crises zal loodsen. Op dit moment bereiken ze echter al heel wat als ze een manier kunnen vinden om de wil van de kiezers te respecteren zonder hun democratische waarden overboord te gooien.

2 reacties

Opgeslagen onder Duitsland, Nederland, Politiek

Groetjes

Drinken we nog een kopje thee? Of een koffietje? Met een koekje? Of liever een borreltje, met een hapje erbij? Nog een glaasje? Nou, een halfje dan. En groetjes thuis he!
Het Nederlands grossiert in verkleinwoordjes, die alles een beetje kleiner, snoeziger, bescheidener of verachtelijker maken. Duitsers moeten daar wel eens om lachen. In het Duits komen ze ook voor, maar veel minder. Ach Gottchen! bij voorbeeld, een beetje oubollige uitroep van lichte verbazing of schrik. En bij begroetingen: Hallöchen, Hallöle (in Zwaben), Hallihallo (lolbroekerig), Tagchen (in Oost-Duitsland), Tschüsschen, Tschüssi (bye bye). En als klap op de vuurpijl Schalömchen, de verkleinvorm van de Hebreeuwse groet shalom, zowel van Joden als niet-Joden soms te horen. Daar moeten Nederlanders dan weer om lachen.

Die Nederlanders met hun halfjes en hun glaasjes, die willen in werkelijkheid toch een gewoon glas, dat minstens voor driekwart gevuld is. Als een Duitser echt een klein glaasje wijn wil zegt hij null-eins: 0,1. Zo staat het ook op de menukaart.

2 reacties

Opgeslagen onder Duitsland, Nederland, Taal

Remigrant? – 3

Gisteren vond ik een vergeten bankrekening terug met een flink bedrag erop. (Ja, ik ben wat slordig in die dingen; dat moet veranderen.) Vervolgens ging het zingen erg goed, zowel de les als het koor. Het nieuwe zit-sta-meubel bewees goede diensten; ik kan er lang op “staan”. ’s Avonds laat vernam ik van nóg een misschien mogelijke mogelijkheid om alsnog toegang te krijgen tot het Duitse bejaardensysteem. Kortom, allemaal goed nieuws en ik voelde dat ik uit de crisismodus terug was in mijn gewone doen.

Vanochtend werd ik echter hard wakker uit een nachtmerrie. Ik had gedroomd dat ik in de Duitse Seniorenresidenz woonde, en hoe mottig en burgertruttig dat allemaal was. Ja, wat wil je nou? Kassel (privé-contacten, degelijk Duits), omgeving Utrecht (familie, dicht bij groen landschap), of Leiden (vrienden, kennissen, UB); kopen, huren, veel zorg, weinig zorg? Waar je ook heen gaat: het wordt niet de vrolijkste levensfase.
Mijn verlangen gaat sinds enkele dagen uit naar Nederland, maar dat is bedrieglijk. Ik lijk Wilders wel, met zijn “ons Nederland terug”. Mijn Nederland van vroeger komt niet terug; daar zijn hoogstens nog wat resten van, en geen alma mater zal mij troostend aan haar borst drukken. Wat daar wel is, is Wilders die, in welke positie dan ook, het land nog dertig jaar verder gaat slopen. Hij heeft dat nodig voor zijn fysieke voortbestaan, zoals Poetin steden en mensen moet vermalen om fit te blijven. Als het wanbeheer toeneemt zal de pensioenkas ook wel geplunderd worden. Of de dijken breken. Nederlandse beloften en garanties vertrouw ik niet. Ooit had ik daar een vaste aanstelling, die bleek toen ineens niet meer vast: voilà. In Duitsland blijf ik ambtenaar en heb ik privé wat moois, plus een fijne zangleraar, een kamerkoor, frisse lucht en weidse landschappen.

Kortom: ik moet gauw terug naar mijn boek, en oefenen voor Brahms en de Johannes Passion. Rustig afwachten wat in Duitsland mogelijk is. Na een week of wat, als er wat te kiezen valt: rustig afwegen. Misschien een paar dagen gaan proefwonen in dat huis in Leiden.

Ziehier het stufenlose zit-sta-gebeuren met zijn multidimensionale Bewegungselement:

2 reacties

Opgeslagen onder Duitsland, Nederland, Persoonlijk, Pensioen, Gezondheid, Kassel

Remigrant? – 2

Ik blijf maar wat posten over mijn huidige probleem: naar Nederland? Het is wel erg privé voor een blog, maar ik krijg mooie feedback en dat is me wat waard.

Ik was dus in een crisisje geraakt. Het probleem was in wezen financieel en bureaucratisch, daarover heb ik in Remigrant? – 1 geschreven. Maar financieel heb ik voorlopig niets existentieels te vrezen, ik zal nog lang niet verhongeren. Zelfs als er in Nederland not for all the tea in China goede verzorging te krijgen zou zijn is dat niet de hoofdzaak. Er spelen uiteindelijk twee achterliggende zaken een rol.

– Het idee Seniorenresidenz, of zeg maar gerust minder omzwachtelend: bejaardenhuis, waar dat ook gelegen is, werd acuut en dat confronteert een mens met zijn verval, ziekte en dood. Een onderwerp dat ik, geholpen door een redelijk goede gezondheid, tot dusverre had genegeerd, maar de dood zit er echt aan te komen en dát verschrikte me vooral. Niet meer op aarde zijn lijkt me niet erg, maar dat hele proces ervóór, dat is beangstigend. In zo’n comfortabel tehuis kan ik, bij blijvend redelijke gezondheid, misschien nog jaren hetzelfde doen als ik altijd al doe: in mijn kamertje zitten te werken of schrijven, en daar leek ik vrede mee te hebben. Maar je bent dan intussen wel echt oud, en je omgeving ook. Er wordt gestorven bij het leven.

– Het tweede is mijn plotseling terugkerende Hollandsheid. Ik heb mij hier de laatste vijfentwintig jaar thuis gevoeld en nooit naar Nederland verlangd. Als taalmens stoort de afwezigheid van mijn moedertaal me wel, maar wordt die in Nederland nog gesproken? Alleen door leeftijdgenoten. Nu ik evenwel een week lang leefde met de zekerheid dat ik hier niet kon blijven kwam Nederland in mijn nachtelijke gedachtengangen sterk terug; nu wilde ik er ineens heen. Ik hoor toch eigenlijk daar? Misschien hoort dat ook bij het oud worden: terug naar moeders. Duitsers vragen mij vaak of ik nooit eens naar de Heimat terug verlang, en dat irriteert me dan. Ik heb mij altijd als Europeaan beschouwd, en anders dan vele Duitsers héb ik helemaal geen Heimat. Natuurlijk ben ik ergens geboren en dat dorp was mij lief, maar het bestaat niet meer, door de verandering der tijden, en van Amsterdam en Leiden is ook alleen nog maar de Bausubstanz te herkennen.

Ooit nam ik een goede Duitse vriend mee naar Nederland voor een korte rondreis. We hebben toen ook diverse vrienden van mij bezocht. Die Duitse vriend zei dat ik in Nederland zo anders was: opener sprak, meer gebaren maakte bij het spreken, meer straalde. Tja, dan zal ik toch wel een soort Nederlander zijn.

3 reacties

Opgeslagen onder Duitsland, Gezondheid, Nederland, Pensioen, Persoonlijk

Remigrant? – 1

Nee, ik ga zeer waarschijnlijk toch niet naar een comfortabele Duitse Seniorenresidenz deze herfst. Ik dacht dat de onderhandelingen al bijna rond waren toen er een enorme hindernis opdoemde. Ik heb geen Duitse verzekering voor verpleegkosten, en die moet je hebben voor zo’n tehuis. Alle Duitsers hebben die wel, want die zit bij hun zorgverzekering in. Toen ik in 1996 in Frankfort kwam werken vroeg de meneer van de universiteit welk ziekenfonds ik wilde. Ik zei dat ik een mooie Nederlandse verzekering had, die ik graag wilde houden, en dat kon. Noch hij, noch ik besefte dat de Nederlandse geen verpleegkosten dekte, omdat langdurige verpleging in Nederland uit de algemene middelen werd betaald. Toen ik het twee jaar later later in de gaten kreeg was het te laat: geen Duits ziekenfonds wilde me meer hebben. En nu kwam het besef ineens met een dreun: ik kan hier domweg niet blijven! Natuurlijk zou ik nog een aantal jaren gewoon door kunnen leven, maar ooit komt de tijd dat je echt hulp nodig hebt en als je dan bij voorbeeld 86 bent is het erg moeizaam om alsnog nog te verhuizen. Beter nu dadelijk, nu het nog mogelijk is een nieuw leven te beginnen.

Terug naar Nederland dus? Nee, héén naar Nederland. Het is niet het land van vroeger, dat bestaat niet meer, voor oude mensen is het nogal akelig geworden, om van de politiek maar te zwijgen. En ik moet weer bij nul beginnen, na ruim een kwart eeuw verwennerij in Duitsland. Ik heb er nog een zuster en wat jongere familieden, die om mij geven en hulpvaardig zijn, en een paar vrienden van mijn leeftijd, verspreid door de Randstad. Gelukkig ken ik nog veel van de taal, al vond ik het raar dat een advocaat mij tutoyeerde.

Ik post dit nu in alle rust, maar toen dit nog nieuw was was ik enkele dagen helemaal de kluts kwijt. Van die periode heb ik hier wat notities vastgehouden, gewoon, untuk arsipnya.

==========================================

Zaterdag. Angst in de buik, geen trek, geen slaap, zoals gisteren. In bed steeds van die gesprekken met ambtenaren over verzekeringen gevoerd, voorstellen voor een oplossing aangedragen waarvan ik zelfs in halfslaap begreep dat ze geen steek hielden. Maar tegen het einde van deze nacht veranderde het malen in mijn hoofd. Ik begon ongewild ineens allerlei mogelijkheden in Nederland te overwegen, en dat bracht wat rust.

Zondag: Vier uur onderbroken geslapen, dat is binnen, daarvoor ben ik dankbaar. Het geeft een basis voor de rest van de dag. Maar direct na het wakker worden weer die angst die door mijn lijf gierde. Gauw maar aan het werk, ja om kwart over zes aan de schrijftafel, Het boek moet af. Voltooid leven, weet je wel. De radio zingt er de zondagse Bach-cantate bij: Ich habe genug.
Bij vriendin vissoep gegeten en over heel andere dingen gepraat. Afleiding, dat was de bedoeling. Voor haar is het ook erg, maar we zijn bewust nooit zó close geworden dat het voor haar echt een ramp is denk ik. Een scheiding lag altijd al op de loer. Honger had ik helemaal niet, maar vissoep is gelukkig licht. De angst komt en gaat; soms knijpt hij me helemaal toe, dan is hij weer helemaal weg.

Die angsttoestand herinnert mij aan de veel langere angstperiode van 1988. Toen had ik als therapie het corrigeren van drukproeven van een enorm en ingewikkeld boek, en dat was de ideale klus voor die toestand. Nu moet ik wel een beetje nadenken bij het werk, maar dat lukt wel; het is nu minder erg dan toen. Het leidt goed af. Als het erger wordt zal ik dinsdag toch even naar de dokter vanwege de bloeddruk, maar voorlopig is het nog te beheersen.

Zo’n gebeurtenis is ook een schop onder je kont. Ondanks alle beverigheid en het holle gevoel in de ingewanden heb ik in no time een stel dingen ondernomen: Brahms repetitie toch meegezongen, en hoe! Bijna nooit zo goed gezongen, ook de zwaarste passages. En omdat dat zo goed ging heb ik me aangemeld voor de Schütz-week van de zomer. Eerst wou ik zo’n beetje ophouden met zingen, maar nu wil ik de komende maanden nog maximaal meedoen met wat Duitsland te bieden heeft. Daartoe een raar zitmeubel aangeschaft, een hoge sta-stoel of hoe dat heet, zodat ik de benen niet hoef te belasten tijdens het langdurige stilstaan. Een duur ding, maar wat kan het nog schelen. En Tabari’s Paradijs der Wijsheid cursorisch doorgelezen. Hier en daar staat wel iets wat ik kan gebruiken. Bovendien een afspraak gemaakt met iemand die nog eens naar mijn kapotte been gaat kijken.

Je wordt ook gevoeliger van zo’n crisissituatie. Toen ik 2012 met een taxi naar het ziekenhuis in Frankfort werd gebracht, omdat ik een ernstige, maar foutieve diagnose had gekregen, had ik datzelfde mulmige gevoel in de ingewanden. En juist in die toestand kon ik het landschap waardoor wij reden intensief in mij opnemen en genieten, terwijl ik er al honderd keer doorheen gereden was zonder het te zien.

Maandag: In grote lijnen nog hetzelfde: vlagen van angst en dan weer even flink zijn en in actie. Vanochtend zat ik weer vroeg achter de schrijftafel. Ik moet een beetje aan mijn bloeddruk denken. Uit zang-kringen kreeg ik een goed advies: zingen helpt tegen angst, maar zoemen doet dat ook. En dat kun je overal tussendoor doen. Het acupressuur-kneepje in de onderarm, dat ik eens van iemand heb geleerd, helpt geloof ik ook.
Ik wil het niet, maar Nederland kruipt in mijn gedachten. Ik denk aan flats, hypotheken, inbouwkeukens, omzetting rijbewijs. Soms lijkt het of mijn leven bestuurd wordt door een welwillende macht buiten mij. Nu wil die mij een teken geven: ga naar Nederland, dat is het beste voor je. Ja dat is onzin, maar voor onzin ben ik toch ook niet immuun? Het is al vaak gebeurd dat ik meende iets te wensen (baan, huwelijk), dat het lot anders beschikte en dat ik achteraf moest constateren: zoals het geworden is, is het toch beter.

Nederland is propvol en lelijk geworden en er is veel botheid op straat en in de trein. De kwaliteit van de dienstverlening en de zorg is erg achteruit gegaan; het wordt dus veel zelfverzorging. Liefdeloze, geprivatiseerde artsen van een keten; zorgverzekeringen die beslissen wat voor pilletje je krijgt, als het al leverbaar is. Mocht er ooit een verpleeghuis nodig zijn, dan is dat een gruwel, maar is dat niet overal zo? Uiteindelijk zijn vooral het verval, de pijn en het sterven beangstigend. Voordeel van Nederland is dan nog dat je zo nodig euthanasie kunt krijgen, en in de toekomst misschien ook wanneer het niet nodig is. Hoge kosten, personeelsgebrek: ik denk dat een toekomstige regering graag wat centjes zal besparen op bejaarden.
Indisch eten is natuurlijk ook een voordeel, zolang je dat nog proeft.

Maandag: De laatste maanden heb ik me bijna tot in het absurde geïsoleerd. Ik wilde niets liever dan alleen zijn en werken. Maar nu is het juist omgekeerd: ik wil bij mensen zijn. Morgen de fysiotherapeut; die behandelt weliswaar niet de ziel, maar het is ook een mens.

Dinsdag: De angst maakt rare sprongen. Nu concentreert hij zich op de mogelijkheid dat ik ineens bericht krijg dat ik toch in dat tehuis kan komen als ik mijn volledige spaargeld afsta. Maar zou ik dat nog willen? Mijn rondtollende gedachten in bed draaien al om Nederland. Het zou wederom ontredderend zijn als het nu toch niet.

Vriendin zegt: ik moet naar een goede advocaat voor Beamtenrecht. Ik zie daar weinig in. Er is immers geen zaak? Hoe die persoon in Frankfort heette die destijds heeft verzuimd op het gevaar van een buitenlandse verzekering te wijzen, weet ik niet meer. Bovendien kan die man niet aansprakelijk worden gesteld, er is geen bewijs, er is geen overtreding geweest en het is al zevenentwintig jaar geleden. Destijds was het ook voor de helft mijn eigen verantwoordelijkheid. Ik was lichtvaardig..

Mein junges Leben hat ein End. Als je in zo’n tehuis gaat is dat je levenseinde, al zit je er misschien nog twintig jaar. Optimaal verzorgd langzaam oud worden. Overlijden wat minder comfortabel, want hier is geen euthanasie. Nu echter word ik gedreven tot een nieuw avontuur: er komt nog wat nieuws, en dat is spannend.

Tenslotte betrapte ik mij erop dat ik wel zin kreeg in Nederland, terwijl mij dat de week tevoren nog een ongelooflijke ramp had geleken. Maar een telefoongesprek met de Seniorenresidenz opperde vanochtend inderdaad de mogelijkheid dat ik heel misschien toch kan komen. Vreemd dat ik dat had voor-droomd. Nu is de verwarring compleet.

7 reacties

Opgeslagen onder Duitsland, Gezondheid, Nederland, Pensioen, Persoonlijk

Niet alleen German angst

“O, dan ben ik gerustgesteld. Ik dacht al dat het een bus met immigranten was.”

Een reactie plaatsen

Opgeslagen onder Duitsland, Nederland, Onzin Humor, Politiek

Nicht gewusst

Ook Nederlanders die geen Duits kennen, kennen meestal toch het zinnetje: “Wir haben es nicht gewusst”, we wisten het niet. Het werd na 1945 vaak gezegd door Duitsers met betrekking tot de moordpartijen in de vernietigingskampen. Misschien kenden ze niet de gruwelijkste details, maar twaalf jaar koeieneren, ontslaan, onteigenen en verdrijven van Joden kan niemand zijn ontgaan. Mijn bakkerij in Frankfort had op haar gevel staan: Gegr. 1938, “sinds 1938”. Als ik een brood kocht vroeg ik mij soms af: hoe zou dat fraaie winkelpand indertijd beschikbaar zijn gekomen?

Een jaar of tien geleden had de televisiezender ZDF een grote reportage over de laatste generatie Joden met Duits als moedertaal die naar Israël waren geëmigreerd, inmiddels natuurlijk zeer oude mensen. Zij werden ook ondervraagd over de verdrijving van de Palestijnen in 1948 en daarna. De meesten antwoordden dat het heel erg was, maar dat ze daar indertijd geen weet van hadden gehad. In het Duits zeiden ze letterlijk het zinnetje: “Wir haben es nicht gewusst,” waarschijnlijk tot grijnzende voldoening van de ZDF. In hartje Tel Aviv was het misschien mogelijk nooit een Arabier te zien, maar in de rest van het land zag men toch de stoeten vluchtelingen, de verwoeste dorpen, resp. de vrijkomende huizen? En anders wisten de kinderen, die bij voorbeeld soldaat waren, daar wel over te vertellen; misschien zelfs niet zonder trots.

Inmiddels glijdt “het vrije Westen” tamelijk snel af in de richting van het fascisme, en wederom staan we erbij en kijken ernaar. We zijn een bystander society, zoals dat heet. Nu we beschikken over gedetailleerde kennis over hoe het indertijd gelopen is plus precieze media om het heden te documenteren, kunnen we minder dan ooit beweren dat we het niet geweten hebben. Hier en daar worden er wel mensen wakker. In Duitsland zijn er momenteel grote demonstraties tegen het fascisme, dat hier belichaamd wordt door de AfD. Het betreft tienduizenden mensen in vele steden, ook in Oost-Duitsland. Dat is mooi natuurlijk, maar op een bevolking van meer dan tachtig miljoen is het maar heel weinig. Bovendien kunnen die demonstraties leiden tot zelfvoldaanheid: kijk ons eens actief aan de goede kant staan! en dan komt er niets meer.

En in Nederland, dat al wat verder naar de afgrond is afgegleden, gebeurt er helemaal niets. Er wordt beleefd onderhandeld over een coalitie met fascisten, en de bevolking staat erbij en kijkt ernaar. Of zelfs dat niet eens: “het zal mijn tijd wel duren”, “het zal zo’n vaart niet lopen”, “die Wilders kan sowieso niet regeren”, alles precies als in Duitsland in 1933. Toen ik nog in Nederland woonde hadden mijn veelal intellectuele vrienden vaak al een groot dédain voor het gedoe in Den Haag — alsof dat geen invloed had op het dagelijks leven. Dat had het wél. De verrichtingen van de kabinetten Rutte zijn allang voelbaar geworden: toeslagen, vervoer, zorg, onderwijs, cultuur, aardbevingsschade, racisme, iedereen heeft intussen wel ergens schade ondervonden, en wat de volgende regering gaat aanrichten kan alleen maar erger worden. Bij de passieve houding van de bevolking zal er niet veel tegen te doen zijn, maar laat tenminste niemand zeggen dat hij het niet geweten heeft.

2 reacties

Opgeslagen onder Duitsland, Europa, Israël, Joden Joods joods, Nederland, Politiek