Categorie archief: Bildung und Uni

Wetenschap, toch nog – 2

Vervolg op Wetenschap, toch nog

Mijn artikel voor het Italiaanse tijdschrift is inmiddels aangenomen. Ik kreeg het terug met de nodige voorstellen voor correcties, zoals gebruikelijk. Gelukkig had iemand nauwgezet naar het Engels gekeken, zodat er nog wat fouten uitgehaald en komma’s juist geplaatst konden worden. Heel prettig, want ik ben in het Engels niet trittsicher.

Minder prettig is dat ik het stuk ook moest aanpassen aan het politiek correcte, feministische, Amerikaanse spraakgebruik. Man, in de betekenis van ‘de mens’, en mankind mogen niet meer, dat moet humankind of humanity worden. He wordt he or she; als man humans wordt moet ernaar terug verwezen worden met they enzovoort. In enkele gevallen heb ik hele zinnen moeten ombouwen, een deprimerend klusje, want de tekst wordt er nooit fraaier van. The reader himself, moet dat nu the reader him- or herself worden? En: If a man would speak …; if he would say the same thing…; If he were to say something different... moet dat worden: If someone would speak …; if he or she would say the same thing…; If he or she were to say something different... ? Brrr. Zoiets krijgt natuurlijk niemand uit zijn of haar pen, zodat je dan maar iets heel anders gaat zeggen. Er waren verschillende plaatsen waar ik dat heb gedaan terwijl ik, gelooft u mij, nergens iets vrouwonvriendelijks had gezegd of willen zeggen.
Wel is het zo, dat ik het heb over een auteur uit de negende eeuw, die ik ten dele ook woordelijk citeer. In die tijd waren de mannen (de vrouwen hoorde je niet) zeker nog niet politiek correct; moet ik hem dan als een moderne Amerikaan (m/v/d) laten praten?

Nou ja. Ik doe het de deur uit en denk ik er niet meer aan. Voorlopig zal ik het hier opslaan in het repositorium van het Leeswerk, onder de titel Introductory Article. Het kan dan voorlopig als inleiding tot het boek dienen, zo lang de echte inleiding nog niet klaar is.

Hier schreef ik al eens iets over het zog. gendern in Duitsland. In Hamburg loopt er intussen een Volksinitiative tegen. Burgemeester Wegner van Berlijn wil er in bestuurlijke teksten ook vanaf. Het zal zeker nog lang duren voordat het inderdaad wordt afgeschaft, maar het begin is er.

Een bijzonder melig staaltje van gendern in het Duits is overigens het gebruik van frau in plaats van man. Man betekent ‘men’, maar klinkt hetzelfde als Mann, ‘man’, en dat is ondraaglijk. ‘Men is algemeen van mening…’ wordt dan Frau ist allgemein der Meinung … , enzovoort.

Een reactie plaatsen

Opgeslagen onder Amerika, Bildung und Uni, De mens, Duitsland, Taal

Bij de tijd blijven

Ergerlijk en om wanhopig te worden: een zeldzaam proefschrift uit Cardiff, 2000, aan de titel te oordelen zeer nodig voor mijn onderzoek. Géén exemplaar in Duitsland aanwezig, in Britse bibliotheken slechts drie. Ik zag het al voor me, hoe ik zou schrijven aan de British Library om een PDF. Of toch aan de bibliotheek van de University of East Anglia? die werkt misschien wat sneller dan dat logge instituut in Londen.

Maar nee, alles is nog weer moderner en praktischer geworden. Ik kon het via East Anglia in een vloek en een zucht downloaden. Geheel gratis, in seconden. Ik hoefde niet eens cookies te eten of een account te openen. Het blijft me verbijsteren, dit soort dingen.

2 reacties

Opgeslagen onder Bildung und Uni, Onderzoek

Wetenschap, toch nog

Min of meer per ongeluk heb ik een wetenschappelijk artikel geschreven. Het is een beetje flodderig, al zeggen wij het zelf; het gaat al aardig richting pannenlap. Het is nog niet aangenomen door het Italiaanse tijdschrift waar het voor bedoeld is. Om met de Wed. Otten, mijn vroegere hospita te spreken: We wachten maar af van de dingen die komen gaan.

Het wachten is nu op de peer review. Dat heeft niets met peren te maken, zoals sommigen denken, maar eerder met je soortgenoten. Of met de Engelse adel; ja, vermoedelijk gaan de Lords in het Hogerhuis het kritisch lezen. Er was een aardig grapje op Twitter. Iemand had geschreven, You will gain admiration from your pears, waarop de reactie kwam, Which is great, because they’re so much harder to impress than bananas.

Ik zoek nog naar een serieuzer repositorium, ook voor de hoofdstukken van het boek waaraan ik werk. Zo’n repositorium heeft het voordeel dat de stukken vóór de publicatie al ergens zijn, voor het geval de auteur overlijdt of ziek of gaga wordt.

Mevrouw P. mis ik wel, die altijd mijn Engels corrigeerde. Ze leeft nog wel, maar kan het niet meer doen. De uitgever zal er zeker ook nog naar kijken, maar het is toch altijd veiliger om het zelf te (laten) doen.

Zie nu ook Wetenschap, toch nog – 2.

2 reacties

Opgeslagen onder Bildung und Uni, Persoonlijk

De wand

Om verwarmingskosten te besparen heb ik een paar eenvoudige maatregelen getroffen. Een dikke trui en een warm dekbed aangeschaft en de werkkamer iets anders ingericht. Ik heb daar een makkelijke stoel neergezet, om gezellig een boek te kunnen lezen. Het grootste deel van de woning kan dan zwak verwarmd of onverwarmd blijven, terwijl ik in de kleine werkkamer normaal blijf stoken. Wonen doe ik toch al zelden; ik zit meestal op een schommelende kruk aan mijn bureau bij het raam, een zogenaamde Swopper. Een ideale uitvinding is dat: het sterkt de rugspieren en zorgt dat je in beweging blijft. Maar voor een roman is toch een iets ander soort zitten gewenst; vandaar nu die andere stoel. Ik heb er al op gezeten en het bevalt goed. Maar omdat de kamer nogal smal is was er maar één mogelijkheid om die stoel neer te zetten: tegenover de wand met boeken die ongeveer een derde van mijn werkbibliotheek uitmaakt. Dat is een prachtig uitzicht, mooier dan behang van Fortuny. Maar, maar … dit zijn toch de boeken die weg moeten? Dat wordt nog een opgave de komende tijd. Een meter islamitische mystiek, die kan wel weg; al jaren niet meer naar gekeken. En de vier meter klassieke poëzie? Ik stond vorig jaar op het punt daarvan afscheid te nemen, maar toen wilden er ineens weer mensen gedichten met mij lezen. Mijn specialisme was lange tijd het leven en de uitspraken van Mohammed, daarover heb ik het meeste, maar zie aan: dat interesseert me nu minder dan ooit. Kasten vol zouden de deur uit kunnen, maar daar doemt reeds het volgende probleem op: waar moeten ze heen, wie wil ze hebben? Af en toe leur ik wel eens bij jonge onderzoekers met boeken of jaargangen van tijdschriften, maar nee, geen belangstelling. Ze zoeken wat ze nodig hebben via een zoekmachine en lezen het dan op een beeldscherm. Ik zou nooit nestjes jonge katjes kunnen verdrinken, of een hond vastbinden aan een boom op de Veluwe, en zo kan ik ook niet met boeken omgaan. Temeer omdat van een hoop vakboeken slechts driehonderd of vijfhonderd exemplaren bestaan. Een waardig onderdak moeten ze krijgen, en wel vóór mijn dood. Als ik ermee wacht tot ik gestorven ben komen er mensen die alles liefdeloos in een container gooien; nee, zo moet het niet.

2 reacties

Opgeslagen onder Arabisch, Bildung und Uni

Parijs (4): naar de bollen!

Kardinaal d’Estrées, de Franse ambassadeur bij de Heilige Stoel, gaf omstreeks 1680 Vincenzo Coronelli opdracht aan twee grote globes te bouwen, die hij zijn koning Lodewijk XIV wilde schenken: één van de aarde en één van de hemel. Ze werden in Parijs gemaakt en waren voltooid in 1683. De bedoeling was dat ze in het paleis te Versailles zouden worden opgesteld, maar er was een probleem: ze zijn vier meter in doorsnee en bol. Er moest dus iets bedacht worden om ze zodanig tentoon te stellen dat de beschouwer ze van alle kanten kon zien: iets met trappen, een galerij? Plaats genoeg in dat paleis, maar het kwam er steeds maar niet van. De koning wist ook zonder wereldbol zeer wel de halve wereld te regeren—Frankrijk had indertijd koloniën in alle werelddelen behalve Australië, dat (theoretisch) nog Nederlands was. De globes werden een aantal jaren in het kasteel Marly-le-Roi neergezet, waar ze veel bezoekers trokken, daarna werden ze in het Louvre geparkeerd, daarna opgeslagen in de BnF, de Bibliothèque Nationale de France. Toen die in 1901 verbouwd moest worden gingen ze alsnog naar Versailles, maar belandden daar in een magazijn. Decennia lang dacht men niet meer aan die lastige dingen, tot er in 1980 eindelijk eerherstel kwam: ze werden herontdekt. Een ingrijpende restauratie was inmiddels nodig; daarna verhuisden van hot naar her tot ze eindelijk rust vonden in de nieuwbouw van de Bibliothèque Nationale, waar iedereen ze kan bekijken. 

Die globes bevatten niet alleen landkaarten maar ook schilderingen van wat er in de verschillende landen te zien is. En in de hemel waren de tekenen van de dierenriem als beesten afgebeeld. Men kan ze heel gedetailleerd in het internet bekijken. Maar ik had het in mijn kop gezet, ze in het echt te zien en begaf mij dus naar die bibliotheek. Ze staan in de catalogus onder de nummers Ge A 499 en Ge A 500 maar u hoeft geen aanvraag in te dienen, u kunt er gewoon naar toe lopen—vooropgesteld dat u goed ter been bent en de ingang van het complex kunt vinden. Dat bestaat uit vier constructies van staal en glas, die opengeslagen boeken moeten  verbeelden—ik zag het er niet aan af. In het midden is een klein bos, ja werkelijk, een Waldstück, en een niveau hoger ligt er tussen de gebouwen een onafzienbare vlakte van tropisch hardhout. Het was redelijk mooi weer, maar hoe is dat in de winter? Je kunt er makkelijk uitglijden en beschutting tegen striemende regen- of sneeuwvlagen ontbreekt. En in de zomer bieden staal en glas geen prettig klimaat voor boeken en bezoekers: de airco zal dag en nacht aan moeten staan. Het complex is gebouwd in een tijd dat grote gebouwen geen noemenswaardige ingang mochten hebben, maar na een lange wandeling vond ik hem toch. Bij de ingang een strenge contrôle als op een vliegveld, daarna nog een halve kilometer(?) lopen en dan eindelijk: de bollen! Het zien daarvan geeft een diepe bevrediging. Nog steeds is er niets omheen gebouwd dat het bekijken van de bovenste helft mogelijk maakt, maar het oorspronkelijke houten rek is wel weggelaten, zodat tenminste de onderste helft goed zichtbaar is. Ik zou me een constructie met assen kunnen voorstellen waardoor de bollen langzaam kunnen draaien, maar ik geloof niet dat het voor de bibliotheek een grote prioriteit is.

Die bibliotheek is overigens zeer te prijzen, het is een der beste ter wereld. Een onafzienbare hoeveelheid boeken en geschriften, de meeste in het Frans natuurlijk. Slechte koffie, maar dat hoort zo, want die is in alle UB’s ter wereld slecht. Wetenschap is een ernstige zaak, die niet in hedonisme moet ontaarden. Heel prachtig is het project Gallica: vier miljoen boeken, waaronder handschriften, zijn op afroep in seconden voor iedereen gratis online te verkrijgen. Zelfs voor de bovengemiddelde lezer is dat ruim voldoende, maar er is natuurlijk veel meer, en echte onderzoekers willen misschien juist eens iets opslaan wat nog niet is gedigitaliseerd. Dan moeten ze betalen voor de digitalisering, maar daarna is het werk voor alle volgende lezers gratis te lezen. 

Een reactie plaatsen

Opgeslagen onder Bildung und Uni, Dieren, Parijs

Toekomstplannen

Tijdens enkele nachten in Nederland heb ik onrustig geslapen; dat gebeurt wel vaker als ik op reis ben. Boze dromen kwamen op over mijn loopbaan als arabist: mijn eigen lamzakkigheid, maar ook de onachtzaamheid en zelfs het verraad van collega’s, en de teloorgang van het hoger onderwijs überhaupt. Zulke dromen zijn niet prettig, maar ze hebben het voordeel dat die hele ouwe boel geleidelijk wordt achtergelaten of althans onschadelijk gemaakt. Dat kan dus weg, en dan blijft vervolgens het verdere leven te plannen.

Van groot nut blijkt nu al het langzaam gerijpte besluit te zijn, mij per najaar 2024 aan te melden in zo’n bejaardentehuis. In Bonn of in Detmold. Eerder kan het niet, om verzekeringstechnische redenen, maar ook omdat mijn boek nog niet af is: de tekstuitgave met vertaling en commentaar van het boek van Jibril ibn Nuh (9e eeuw) met al die godsbewijzen (arguments from design). Door die datum valt een en ander op zijn plaats; er is nu een duidelijke deadline. Het boek dat ik eerst voor de corona-periode had gepland, dijt uit, maar de drie jaar die ik nu nog heb moeten zeker voldoende zijn. Dan verhuis ik naar een kleine kamer en kunnen eindelijk al die boeken weg. Je kunt ze niet meenemen in je graf, laat staan naar zo’n Seniorenresidenz. Eenmaal daar schrijf ik nog een boek waarvoor ik geen bibliotheek nodig heb. Of hoogstens tien boeken die ik via de gemeentebibliotheek kan laten komen. Dat wordt een Sachbuch over een heel ander onderwerp, waarover ik hier voorlopig niets kwijt wil, maar waarvan de grote lijnen al op papier staan. Het wordt een riskant project, maar dat is juist spannend. Tot nu toe heb ik te weinig aan koorddansen gedaan.

Kun je wel plannen maken voor de toekomst als je al oud bent en de tijden hachelijk zijn? Natuurlijk wel, maar onder voorbehoud. Ik dacht niet dat ik zoiets hoefde uit te leggen, maar er was laatst een dame in ons koor die niet wilde toezeggen dat ze mee zou gaan met het koorreisje naar Parijs, omdat het niet duidelijk was hoe corona zich zou ontwikkelen. Alle anderen hadden toegezegd met de onuitgesproken, maar volkomen vanzelfsprekende toevoeging: ‘als er niets tussen komt’, d.w.z. ziekte, rampspoed of dood. Vroeger voegde je dan toe: d.v. = deo volente = ‘zo God het wil’. Al is dat nu in onbruik geraakt, naar den zin geldt het natuurlijk nog onverminderd.

Ik denk zelfs dat het de gezondheid bevordert: plannen maken voor de toekomst.

2 reacties

Opgeslagen onder Arabisch, Bildung und Uni, Gezondheid, Persoonlijk, Schrijven

Grammatica

Het is de tijd van de eindexamens middelbare school, Gymnasium zoals ze die hier noemen, al wordt er maar zeer zelden Grieks onderwezen. Weer hoor ik trotse vaders, zoals dertig jaar geleden al in Nederland, die verkondigen dat het niveau op de scholen niet lager is geworden, eerder integendeel: wat Hans-Jürgen niet allemaal moest weten en kunnen, daar konden wij in ónze tijd niet aan tippen!

Al heb ik zelf geen kinderen, er zijn er wel heel wat door mijn handen gegaan, en op één punt moet ik deze vaders beslist tegenspreken. De kennis van de moedertaal: taalbeheersing, zinsontleding, grammatica, you name it, alsook spelling zijn de afgelopen decennia wel zienderogen achteruit gekacheld. Dat blijkt al uit de grote toeloop bij de cursussen Duits voor eerstejaarsstudenten, waar op beperkte schaal ingehaald kan worden wat op school geleerd had moeten worden. Dat zijn cursussen voor studenten met Duits als moedertaal en een middelbare schooldiploma! 

Maar zelf kreeg ik er ook mee te maken, toen ik enkele jaren een college Arabische syntax gaf. Het was buitengewoon moeilijk de Arabische grammatica uit te leggen aan mensen die geen notie hadden van de Duitse—die, met andere woorden, niet wisten wat een onderwerp is, of een bijwoord, of een betrekkelijke bijzin (en dan natuurlijk in het Duits). Om mensen zulke dingen bij te brengen bestaan methodes, die ik heb leren kennen bij de taalhulp aan buitenlanders; je kunt inderdaad bij nul beginnen, met behulp van plaatjes en dergelijke. Maar waarom dat niet leren in de laatste klas van de Basisschool, of de eerste van het vervolgonderwijs?

Ik kon en wilde niet geloven dat zulke dingen op Duitse gymnasia niet onderwezen werden. Leraren Duits en ook studenten vertelden me bij navraag dat dit alles natuurlijk wél onderwezen werd, maar dat scholieren er weinig belang aan hechtten, zodat het het ene oor inging en het andere weer uit. Concentratie of onthouden is toch al zo moeilijk geworden als de hele tijd het mobieltje roept. Wis- en natuurkunde, en biologie en zo, die waren belangrijk, maar taal? Iedereen kende toch vanzelf al Duits? Hier was de school dus toch tekort geschoten: misschien niet in het eigenlijke onderwijs, maar in het toekennen van een plaats aan deze leerstof in het grotere geheel van Bildung.

Inderdaad leert ieder kind, iedere laaggeletterde de regels van zijn moedertaal speels, op intuïtieve wijze. Maar dat houdt op wanneer een zeker niveau is bereikt: als het om wat ingewikkeldere uitingen gaat of om grote precisie heb je daar geen genoeg aan. Het is, zachtjes uitgedrukt, erg handig als je die regels wél expliciet maakt en er nog een bovenbouw op zet van nog wat meer regels, zoals dat in mijn tijd op de Lagere School en zeker in het vervolgonderwijs werd gedaan. Bij het verkrijgen van menige interessante baan is die kennis onontbeerlijk, en bij het leren van een vreemde taal ook.

Mijn generatie gymnasiasten leerde van vreemde talen voorál de grammatica. Spreken leerden ze dan in de praktijk — of niet. Het bleef altijd wat houterigs houden, zo’n gymnasiast die zijn mond opentrok in het Frans. Bij de studie Arabisch was het nog erger; het was een wonder dat het soms toch nog goed kwam. In de laatste twintig jaar zijn de leermiddelen vreemde talen sterk verbeterd, in die zin dat men probeert de studenten de taal ongeveer zó bij te brengen als kinderen het van nature leren: blootstellen aan, eindeloos herhalen, video’s, liedjes, hen zelf de regels laten ontdekken (zonder die dadelijk expliciet te maken), woordenschat erin stampen door leuke tekstjes en ze eindeloos te laten herhalen met variaties. Ja, dat werkt: Små grodorna, små grodorna är lustiga att se—zo’n kinderliedje dat ik ooit heb opgepikt in een cursus Zweeds is onvergetelijk. Het werkt ook bij Arabisch, hoewel dat een taal is die alleen geschreven wordt, en het bespaart de studenten veel remmingen en houterigheid. Maar onze studenten ontdekten dan in hun tweede of derde jaar dat zij de systematiek van die taal vrijwel niet kenden, kortom de grammatica, en of Dr. Emigrant die er even bovenop wilde zetten. Het was bij die gelegenheid dat ik merkte dat zelfs basiskennis van de Duitse grammatica hun vaak ontbrak. Het werd dus een echt moeilijke taak, maar ik vond het ook leuk om hen bij dat nulpunt af te halen. Na drie jaar ging het al heel aardig. Zoals in ieder onderwijs: al docerend leer je zelf het meest.

1 reactie

Opgeslagen onder Bildung und Uni, Duitsland, Taal

Hoger opgeleid

In de jaren zestig kende ik uit de verte een hoogleraar in de natuurkunde. Niet via de universiteit; het was een kennis van mijn ouders. Hij had na zijn HBS dus natuurkunde gestudeerd, een zware studie, en hij had zich gespecialiseerd in de atoomfysica: ook geen kleinigheid. Iemand die je dus ‘hoger opgeleid’ zou noemen.

Maar deze man geloofde oprecht in ‘Brits Israël’: het geloof dat delen van de West-Europese bevolking en vooral van de Britse eilanden zouden afstammen van de tien stammen van het oude rijkje Israël, die door de Assyriërs waren weggevoerd, naar ik meen in 720 v.Chr. Zij waren in de ballingschap zich zelf gebleven en na veel omzwervingen in Groot-Brittanië terecht gekomen. Genetisch, raciaal en taalkundig meende men overeenkomsten te onderkennen, en de Britse troon was een voortzetting van die van koning David.

Wappie-achtige lariekoek dus, en hoe is die te rijmen met ‘hoger opgeleid’?

Alfa-mensen wordt dikwijls verweten dat zij geen benul hebben van wis- en natuurkunde, sterrenkunde en biologie, en terecht. Ik zelf behoor ook tot deze categorie. Sommige zaken zijn gewoon te moeilijk voor me; aan andere heb ik nooit iets gedaan omdat het in mijn jonge jaren niet de gewoonte was en er later geen tijd meer voor was. 

Maar aan veel mensen die exacte vakken hebben gestudeerd ontbreekt er ook heel wat. Vaak hebben ze geen enkel benul van geschiedenis, literatuur, kunst en theater. Hadden zij ooit kritische omgang met teksten geleerd, dan zouden ze niet in zo’n goedkoop verhaaltje als dat van Brits Israël trappen, of in moderner wappie-gedachten‘goed’.

Gelukkig zijn er ook veel exactelingen die wél buiten hun vakgebied hebben gekeken, die graag lezen, muziek beoefenen, kortom: algemene ontwikkeling hebben. Misschien had u ook een huisarts die in zijn vrije tijd viool speelde en boeken las? Zulke mensen hadden een zware studie en een zware baan; toch kregen ze het voor elkaar om er serieus wat bij te doen. 

Naar mijn indruk komt dit echter steeds minder voor: de specialisatie eist steeds meer zijn tol, de studieduur is verkort, en aan sommige vakken is van meet af aan niets ‘hogers’ te ontdekken: informatica en dergelijke. Daar kun je hoogleraar in worden zonder ooit iets te lezen, zonder ooit over iets buiten het vak na te denken. Is zo iemand werkelijk hoger opgeleid?

2 reacties

Opgeslagen onder Bildung und Uni, Literatur, Onderwijs

Mini-herinnering: lulletje

‘Vindt u mij een lulletje?’ vroeg de student Frank B. mij eens. Een verrassende vraag, die ik natuurlijk met nee beantwoordde—naar waarheid. Frank was een zeer goede student, echt een intellectueel type en dus geen mannetjesputter of stoere held, maar een lulletje, nee, dat niet. En bovendien: wie was ik om dat te beoordelen? Ik was zelf nogal een lulletje, al wist ik dat meestal handig te verbergen.

Een tijdje later verraste Frank me nog meer. Hij verklaarde dat hij bij ons wegging, hij wilde naar Israël en jood worden. Vreemd: jood worden is heel moeilijk, en waarom zou je je zelf opzadelen met een zo problematische identiteit en een land waar het altijd oorlog is? Van christelijk gekleurd zionisme had ik bij hem nooit iets gemerkt, hij was Nederlands-Hervormd, maar zonder ‘eraan te doen’. Liep hij misschien een Israëlische vriendin achterna? Nee, dat was het ook niet, verzekerden zijn studiegenoten mij. Eenmaal in Israël gevestigd is hij wel getrouwd, maar die vrouw kwam pas later in zijn leven. Misschien wilde hij gewoon naar dat land om zijn vermeende lulletjesheid kwijt te raken, en dat zal zeker gelukt zijn, want daarginds moest hij natuurlijk eerst in het leger. Daarna mocht hij zijn studie Arabisch voortzetten en kreeg hij een baan aan een universiteit.

Studenten verlangden soms meer dan onderwijs van mij. Een luisterend oor, goede raad, sommigen zochten een vader, anderen een oudere broer. Ik heb hun naar vermogen terzijde gestaan, ofschoon de problemen waar ze mee aankwamen vaak veel te groot voor mij waren. Sommige zochten gewoon vriendschap. In enkele gevallen wilde ik die ook wel, maar ik moest ze natuurlijk eerst afhouden. Je kunt niet met iemand bevriend zijn en hem dan een maand later tentamen afnemen. Met vrouwelijke studenten moest je helemaal oppassen. Afstand, afstand was geboden. Er werd ook wel eens met oneigenlijke motieven toenadering gezocht, om een hoger cijfer te krijgen. Bij een van hen liet ik altijd de deur open als ze op het spreekuur kwam; de berekening was gewoon van haar af te scheppen. 

Om op Frank terug te komen: die had nu natuurlijk een andere naam aangenomen. Tien jaar later, toen ik in Frankfurt zat, kreeg ik een lange brief van hem, waarin hij vertelde hoe het met hem ging, baan, gezin, nogal uitvoerig. Ik schreef een vriendelijk briefje terug, en meteen daarop kwam er een nog veel langere brief. Inmiddels was ik persoonlijk niet ongeneigd, daarop in te gaan, was ook wel nieuwsgierig naar zijn belevenissen. Maar ik deed het niet, omdat ik het zaakje niet vertrouwde. Het was onder Europese arabisten wel bekend, dat de Israëlische collega’s ons naar Jeruzalem probeerden te lokken en ons daar in de watten legden — natuurlijk (ook) om ons uit te horen en te proberen ons aan hun kant te krijgen. Zulks op verzoek van de overheid. Dat had ik ook zelf ervaren toen ik eens voor een project een maand in Jeruzalem verbleef. Uitgenodigd hier en daar, ook bij de mensen in hun huiselijke kring, het was een beetje too much allemaal. Dat werd nog eens extra duidelijk toen een wat boerse, onhandige Israëlische collega op zekere dag tegen me zei: We moeten maar eens samen uit eten gaan; tenslotte krijg ik ervoor betaald.

Vanuit dit wantrouwen heb ik toen Frank niet meer teruggeschreven. Wie was er nou lullig, hij of ik?

Een reactie plaatsen

Opgeslagen onder Bildung und Uni, De mens, Israël, Studenten

Schijf ter ziele

Een vriendin haar computer had het begeven. De geraadpleegde computerchirurg had slecht nieuws: hij was niet meer te redden. De harde schijf, waarop haar ‘alles’ stond — dingen van de universiteit, wetenschappelijk werk, foto‘s, brieven, adreslijsten, belastingaangiften — was onherroepelijk verloren, en copieën had ze nooit gemaakt. Een ramp, zou ik denken, maar zij vatte het heel gelaten op. Ja, van de foto’s was het jammer, maar ze gaf toch geen college meer, en haar werk was allemaal al gedrukt. Ze kocht een nieuwe computer en begon opnieuw.

Ik ben ineens vreselijk jaloers. Was mijn harde schijf ook maar kapot! Maar geen schijn van kans: ik heb twee computers, een cloud en copieer alles. Er zou trouwens iets veel drastischers moeten gebeuren: mijn werkkamer zou eens in vlammen moeten opgaan, zodat al die boeken ook weg waren en ik daar nooit meer iets mee hoefde te doen.

De rest van de woning moet wel gered worden: tenslotte moet ik ook nog eten en slapen, en het wonen hier bevalt prima. En in de woonkamer staat momenteel die grote doos met brieven, waar ik het al over had. Waarschijnlijk zou ik daarmee dan iets gaan doen: na weggooiing van een hoop ballast zou ik een aantal correspondenties overhouden (nou ja, telkens de helft dan) en op grond daarvan zou ik misschien een boek schrijven. Nee, geen autobiografie, met zoiets moet je de wereld niet lastig vallen, maar er moet iets anders uit te distilleren zijn. Een geschiedwerk, een tijdsbeeld.

En zou het dan zo moeilijk zijn, een heel nieuw leven te beginnen? Juist uit die correspondenties blijkt dat ik dat al meermalen heb gedaan. En na mijn pensionering ben ik toch ook opnieuw begonnen, en toen Corona kwam nog een keer? Ja, maar er was altijd die constante van dat rare intellect, dat mij al sinds mijn kinderjaren opvreet, dat wil onderzoeken en het dan toch niet doet. Dat krijg je niet zo makkelijk weg, daartoe zou de harde schijf in mijn schedel vernietigd moeten worden.

Wacht maar, dat komt nog wel.

2 reacties

Opgeslagen onder Bildung und Uni, Computer, Persoonlijk, Schrijven