Stel je bent een succesvolle Russische soldaat ergens uit Achter-Siberië. Je moest in het leger, de opleiding was hard maar je kon het aan, het eten was niet te vreten en je mist je thuis. Ineens ben je in een vreemd land, duizenden kilometers verderop en je krijgt bevel een stadje kapot te schieten. Raar werk, maar het gaat wel goed van boem! met de tanks en de raketten, dat is toch wel spannend, moet je zien hoe die gebouwen in elkaar zakken! En af en toe schiet je met je handwapen op wat van die poppetjes die nog bewegen op straat, het lijkt wel een computerspelletje. Echt vreemd allemaal, maar als winnaar krijg je een flinke premie. Bovendien heb je al een echte Stihl kettingzaag gescoord, handig voor thuis in de taiga, en een smartphone en een voorwerp waarvan je nog niet weet wat het is.
Of je bent een verliezende Russische soldaat. Die Oekraïners zijn sterker dan iedereen dacht, je maten vallen bij bosjes dood om en zelf word je krijgsgevangen genomen. De behandeling is ruw, maar uiteindelijk toch niet anders dan in je eenheid, je krijgt te eten en er komt zelfs een dokter naar je kijken! Vooral fijn is de rust: dat geschiet en die angst zijn nu van de baan. Wat je nog niet weet is dat je later thuis wordt omgebracht, of als je fit bent als dwangarbeider naar een werkkamp in Kamsjatka wordt versleept. Je weet te veel, je hebt te veel gezien.
Of je bent een Oekraïense soldaat, die het tot nu toe heeft gered. Eigenlijk ben je helemaal geen soldaat, maar nu moet je vechten voor je leven, er zit niets anders op. En voor je vrouw en kind, die nu in Polen zijn, en voor je vaderland. Maar dat bevleugelt, evenals de kameraadschap met je maten, en de berichten over overwinningen hier en daar. Iedere dag trainen en af en toe een actie tegen de Russen. Je wordt een ander mens en weet: als zij winnen is alles voorbij. Je leeft, je wordt elke dag een betere soldaat en bent bereid te sterven als dat zou moeten. Wie de vrijheid al eens heeft geproefd wil liever sterven dan als Untermensch leven onder Poetin.
Of je bent een Oekraïense soldaat met pech. Veel van je maten om je heen zijn neergeschoten, jij bent krijgsgevangen genomen. Dat is verschrikkelijk: je wordt mishandeld, gefolterd, naar Rusland versleept, eerst in een kamp, er wordt gefluisterd dat het daarna naar Oost-Siberië gaat, waar arbeidskrachten benodigd zijn.
Dezer dagen moet ik veel denken aan de helden uit de oude Arabische poëzie. In het zesde-eeuwse Arabië was het voortdurend oorlog, zij het op heel kleine schaal. Die oude strijders waren bereid te vechten tot de dood, ja dat deden ze zelfs graag, als je de gedichten mag geloven. Je las nooit over angst of over vluchtpogingen, maar ja, die poëzie was een heel ander medium dan West-Europese televisiejournaals. Toch was er wel wat van aan, dat verlangen naar de dood, dat tot het heldenleven behoorde. Om te beginnen waren de oorlogen toen anders dan nu. Niks computerspelletjes; alle gevechten op korte afstand, zelfs als er lansen of pijlen werden ingezet, en heel vaak lijf aan lijf met het zwaard. En wat vooral anders was, was het ontbreken van medische zorg. Als je zwaar gewond was, bloedde je ter plekke dood, onder helse pijnen. Als je lichter gewond was stierf je mogelijk na drie dagen alsnog, omdat er niets te doen was tegen de infectie in je wond. En als er een arm of been geamputeerd was leek het even of je overleefd had, maar eigenlijk was dat geen leven. Aan de bedelstaf, als een anti-held, altijd afhankelijk van of iemand je een hap eten toewierp. Je ‘eigen mensen’ vielen daarbij zwaar tegen. Als je niet gewond was werd je tot slaaf gemaakt. Maar dat was ook geen leven. Nee, winnen moest je: als buit een kameel, een wapenrusting en een slaaf meenemen en thuis de bewondering van de vrouwen en je stamgenoten genieten. Het allerbeste alternatief voor winnen was de dood, nog tijdens het gevecht. Dan werd je in ieder geval in eervolle herinnering gehouden, als held.