Categorie archief: Nabije Oosten

Snoucks slavin

Twee jaar geleden verscheen er een biografie van de Nederlandse oriëntalist Christiaan Snouck Hurgronje (1857–1936) van de hand van Wim van den Doel; Emigrant berichtte. Al eerder had Jan Just Witkam een Nederlandse vertaling van Snoucks Duitstalige boek Mekka gepubliceerd.1 Mocht u dat liever in het Duits lezen, dan mag u aan deze vertaling toch niet voorbijgaan. Zij bevat namelijk een zeer kloeke inleiding van 175 bladzijden, bijna een boek op zich zelf, waarin Witkam telkens een dagboeknotitie of brief van Snouck uit Mekka publiceert die hij vervolgens van uitleg en commentaar voorziet. Zo heeft deze inleiding veel biografisch materiaal te bieden dat bij Van der Doel niet is terug te vinden.
Een schrijnend onderwerp daarin is de episode met Snoucks slavin.

De 27-jarige Snouck vertrok op 6 augustus 1884 naar Arabië met de bedoeling zijn kennis van de islam te vergroten en de invloed van de Mekkaanse islam op de islamitische onderdanen in Indië te bestuderen, of zo u wilt: spionage. Eerst verbleef hij in Djedda, aan de kust, maar hij wilde vooral naar Mekka, het centrum van islamitische geleerdheid waar zijn onderzoek veel beter te realiseren zou zijn. Dat was een huzarenstuk, omdat niet-moslims in die stad niet werden toegelaten. Hij deed zich daarom voor als moslim en liet zich besnijden. Zijn bedoeling was enkele jaren in Mekka te blijven. Hij huurde er een huis, en kocht voor 150 Maria-Theresia-daalders een Ethiopische slavin, “die gelukkig geene der onaangename eigenaardigheden vertoont, waarvan men haar ras wel beticht.” Misschien droeg zij haar steentje bij aan het huishouden, maar daarvoor was ook al mannelijk personeel aanwezig. De jonge vrouw, wier naam onbekend blijft, was er vooral voor de seks en de huiselijkheid. Snouck zal geen zin gehad hebben om maanden of zelfs jaren lang zonder seks te leven. Maar de slavin maakte tevens deel uit van zijn vermomming. Het was immers in de ogen van de Mekkanen wel heel vreemd geweest als een nog zo jonge moslim als hij helemaal geen sekspartner had. In de traditionele Islam gold en geldt een leven zonder seks als ongewenst. Trouwen was een religieuze plicht; wie (nog) niet serieus getrouwd was kon gemakkelijk aan een tijdelijke partner of slavin komen. Een ander voordeel van deze verbintenis was dat Snouck via deze vrouw informatie over het vrouwenleven in Mekka kon verwerven, wat zijn onderzoek ten goede kwam.

In Mekka was Snouck al snel goed geïntegreerd: hij leerde er talloze geleerden kennen en verzamelde vlijtig kennis en informatie. Ruim een jaar later moest hij echter, ten gevolge van een intrige die tegen hem gesmeed werd, hals over kop Mekka en zelfs geheel Arabië verlaten en naar Europa terugkeren. Dat was een zware slag voor hem, maar ook voor de slavin, die intussen zwanger bleek te zijn. Ze wist zich echter van “te zware lasten” te bevrijden, met andere woorden: ze liet het kind wegmaken, wat Snouck moet hebben opgelucht. Maar hoe moest het verder met haar? Voorlopig kon zij bij vrienden van Snouck verblijven. Zelf wilde zij het liefst naar haar eigenaar worden opgezonden, maar een zwarte slavin in Leiden was volkomen ondenkbaar. Dan wilde zij verkocht worden; niet vrijgelaten of uitgehuwelijkt. Ze wilde slavin blijven, en toen er van “opzending” geen sprake bleek te kunnen zijn, dreigde zij zichzelf op de markt te gaan verkopen—wat natuurlijk helemaal niet mogelijk was. Snouck wilde ook niet dat zij verkocht werd, omdat dan het gevaar bestond dat zijn vijanden haar zouden kopen en uithoren over allerlei intieme details, wat hem en de Nederlandse autoriteiten schade kon berokkenen. “Ik zal Dja‘far dus schrijven, dat zoo de vrijmaking wel het eenig overblijvende middel is en dan maar gedwongen moet plaats grijpen.”

Een slavin die niet vrij wilde zijn? In onze tijd denkt men veelal dat slavernij de ellendigst denkbare toestand is, waaruit je bevrijd dient te worden, maar dat was hier niet het geval. Slavernij was een status die een zekere sociale zekerheid bood. Wat kon er van dit buitenlandse meisje zonder familie terecht komen als ze werd vrijgelaten? Moest ze dan op de markt gaan zitten bedelen? Ze zou binnen de kortste keren misbruikt, geroofd of nog erger worden. Voor haar was vrijlating een stap in de ellende. Toch is dat wat haar wedervoer: ze werd als vrije vrouw op straat gezet. Hoe het met haar afliep is niet bekend.
Snouck liet nog wel haar kleding opzenden, uit zijn huis in Mekka. Die maakte voortaan deel uit van zijn ethnologische collectie in Leiden.

  1. Christiaan Snouck Hurgronje, Mekka in de tweede helft van de negentiende eeuw. Schetsen uit het dagelijks leven. Vertaald en ingeleid door Jan Just Witkam, Amsterdam/Antwerrpen, Atlas, 2007. De oorspronkelijke uitgave was: Mekka. Aus dem heutigen Leben, Den Haag, Nijhoff, 1889.

Een reactie plaatsen

Opgeslagen onder Arabisch, Geschiedschrijving, Nabije Oosten, Racisme, Slavernij

Repositorium

Als voorlaatste rustplaats voor de hoofdstukken van mijn boek over Jibril (of Gibril) ibn Nuh heb ik voorlopig het aloude Leeswerk Arabisch en islam van stal gehaald. Zie hier. Ik zoek nog naar iets beters.

Ik begin daar pardoes met het hoofdstukje over planten: Gibril ibn Nuh on Plants . Als de aanblik van Arabische tekst u afschrikt, springt u dan meteen door naar de vertaling op blz. 10.

Een reactie plaatsen

Opgeslagen onder Arabisch, Christen Christelijk Christendom, Godsdienst, Nabije Oosten, Oudheid

Rendieren boven Riyadh

Ook in Saoedi-Arabië is het tegenwoordig Kerstmis.

””As more foreign expatriates choose to make Saudi Arabia their home, the government’s efforts to move the country toward an “open and moderate Islam” has created an atmosphere that is welcoming to other faiths and traditions.””

””The transformation has also allowed local retailers and e-commerce platforms to sell a broader range of products to those keen to join in with the festivities.””

===============================

Faisal J. Abbas, Merry Christmas from Arab News

As millions around the world celebrate the birth of Christ, we — at Arab News — take this opportunity to wish all our Christian readers, both in Saudi Arabia and abroad, a Merry Christmas.

We also take this opportunity to start a new tradition. Indeed, subscribers to our print edition inside the Kingdom will enjoy the first-ever Arab News Christmas Edition in print. At the same time, our online followers can enjoy via our digital platforms our quality journalism and read all about the festive season and how to celebrate it in Saudi cities and across the Middle East.

While of course this is not a new tradition in most countries around the world, it is a first in the Kingdom of Saudi Arabia, not forgetting the ancient proverb: “Better late than never.”

In fact, this symbolic edition — as simple an idea as it is — could not have happened if it were not for the remarkable reforms the Kingdom has been experiencing under our enlightened leadership, which has clearly ushered in a new era of greater religious tolerance and coexistence.

Indeed, such an initiative is dwarfed by major milestones achieved only in the past six years, such as Crown Prince Mohammed bin Salman meeting with religious figures from all Abrahamic faiths and inviting them to the Kingdom. This includes, but is not limited to, the Archbishop of Canterbury and the Coptic Pope.

The crown prince vowed in a public statement during the first edition of the Future Investment Initiative in 2017 to return the Kingdom to “moderate Islam,” and said that there would be no more time wasted in dealing with extremist ideas.

Since then, the Kingdom has seen many other groundbreaking social and regulatory changes, such as removing guardianship laws and all forms of discrimination against women. This included imposing a dress code and the infamous driving ban which was abolished in 2017. Also, just recently we celebrated doubling women’s participation in the Saudi workforce to over 35 percent.

Again, critics might say this is not good enough. But one only has to compare where the Kingdom was just six years ago, and where it is today. Of course, cynics would say they expect the editor of a Saudi newspaper to say this, so if you will not take my word for it, how about that of White House Envoy for Antisemitism Deborah Lipstadt?

“I’m overwhelmed by the changes the Kingdom of Saudi Arabia is undertaking. You have got a long road, but you are certainly working down that road,” Lipstadt told Arab News in an interview marking her visit to Riyadh last June.

Critics also need to compare all of the above with what is happening in nearby Iran, where the barbaric mullahs are killing innocent women whose only crime is to demand to enjoy what Saudi women enjoy now as basic rights.

The same applies, sadly, to Afghan women who have just recently been banned from receiving university education by the terrible Taliban regime.

So, this Christmas, we would like to wish for Iranian and Afghan women to be liberated from such outdated, discriminatory and inhumane practices.

Een reactie plaatsen

Opgeslagen onder Godsdienst, Nabije Oosten

Mini-herinneringen: miljardairs in Marburg

In 2009 verkeerde ik een dag in de nabijheid van een Arabische miljardair, ik weet niet meer uit welk land. Zijn bedoeling was te kijken of wij, samen met de farmaceuten, door hem gefinancierd onderzoek konden doen over middeleeuwse Arabische samengestelde recepten tegen kanker. De man bezat twee farmaceutische fabrieken in Zwitserland en verwachtte daarmee te kunnen scoren. Er is niets van terecht gekomen, maar zijn bezoek gaf mij gelegenheid te zien hoe een miljardair leeft. Secretaris, limousine, vijfsterrenhotel, dat geloof ik allemaal wel, maar het interessante was vooral te zien hoe slaafs en kwijlend van begeerte iedereen met hem omging. En dat waarschijnlijk dag in dag uit; het leven van een miljardair moet stomvervelend zijn.

Een paar jaar later kwam er een hele delegatie uit Qatar. Er zou gekeken worden of het onderzoek over de islam door Qatar gefinancierd kon worden Ik was daar erg op tegen en vond het oliedom: alsof zulk onderzoek nog mogelijk zou zijn als het door een streng islamitisch land gefinancierd werd. Maar ook hier gekwijl bij de gedachte aan geld. Eventueel was ik bereid geweest de zaak zachtjes te saboteren, maar dat hoefde niet, want die saboteerde gelukkig zichzelf. De universiteit had de fout gemaakt deze mensen onder te brengen in een keurig drie- of viersterren-hotel, terwijl zij natuurlijk op zijn minst vijf sterren gewend zijn. De klacht werd gehoord dat het hotel geen airconditioning had. Nee, in ons milde klimaat was dat ook nergens voor nodig, maar Qatarezen zijn nu eenmaal gewend dat ze zonder airco het loodje leggen. Een universiteit heeft geen budget voor bezoekers in vijfsterrenhotels; maar in dit geval hadden ze een uitzondering moeten maken. Een klein visje uitgooien om een grote te vangen; zoiets. 

Een tweede incident was het bezoek aan het historische raadhuis, waar ze door burgemeester en wethouders ontvangen werden. Hun vliegtuig was te laat, zodat ze net de tijd hadden gehad hun koffer in dat hotel neer te zetten en dan naar het raadhuis te snellen, dat er vlak bij is. Daar wachtte hen onbedoeld een vervreemdende ervaring; mij zelf overigens ook, want ik was nog nooit in die historische zaal geweest. Er hing een enorm schilderij, voorstellende een trap der leeftijden, in het midden waarvan een schaars geklede, struise blonde vrouw haar baby de borst zat te geven. Verder stapten er wat naakte kinderen en een naakte man in rond. Mijn eerste gedachte was: een Nazi-verheerlijking van het blonde Duitse lichaam en de vrouw als moeder; waarom hebben ze dat ding nooit weggehaald? Van een speechende wethouder hoorde ik echter hoe het zat: het was een schilderij van de hier welbekende Carl Bantzer en het was kort vóór 1933 geschonken door een joodse mecenas. Daarom kon het dus niet verwijderd worden. De wethouder was zo vriendelijk dit de bezoekers even uit te leggen. Stel u eens voor: een groepje Qatarezen, vers uit het vliegtuig, dat hiermee geconfronteerd werd. Een cultuurschok van de eerste orde. Porno, joodse smeerlapperij, zullen ze hebben gedacht; waarom moeten wij dit zien?

Wel werd na afloop van de ontvangst een heerlijke maaltijd geserveerd: het allerlekkerste buffet dat ik ooit in Marburg heb genoten, van een caterer helemaal uit Kassel, met veel lamsvlees. Maar dat vermocht de twee slechte indrukken niet uit te wissen en het is nooit wat geworden met die financiering uit Qatar. Voor mij een opluchting!

1 reactie

Opgeslagen onder Islam, Joden Joods joods, Marburg, Nabije Oosten, Universiteit

Hoe erg is Qatar?

Tamelijk erg, zoals iedere nouveau riche-omgeving. Het piepkleine, onbegroeide landje wordt in de eerste plaats bewoond door ongeveer 380.000 Qatarezen, de omhoog gevallen nakomelingen van vissers, slavenhandelaren en piraten, die door olie en sinds 1973 vooral door gas een ongelooflijke smak geld te verdelen hebben. Verder wonen er ongeveer 2.500.000 gastarbeiders, uit Azië, Afrika en Europa. De Qatarezen hoeven dus nauwelijks een poot uit te steken en worden door hun emir royaal in de spulletjes gezet. Onderwijs en zorg zijn er gratis, voor de autochtonen op zeer hoog niveau, al ontbreken belangrijke vakken als filosofie, geschiedenis, literatuur, kunst en godsdienstwetenschap. De secularisatie en ontwahhabisering die in Saoedi-Arabië om zich heen grijpen schijnen Qatar nog niet bereikt te hebben. Maar ja, jaarinkomens van een miljoen of meer halen vaak wel de scherpe kantjes van een geloof af.

De werk- en leefsituatie van de arbeidsmigranten uit lage lonenlanden zijn slecht, ten dele zelfs mensonwaardig. Een voortzetting van de slavernij, die in 1952 werd afgeschaft; met name de toestand van de slaven in de parelvisserij was barbaars geweest. (Heeft er ooit een Europese dame om die reden geweigerd een parelcollier te dragen?) Qatar beschikt, anders dan Nederland, over een slavernijmuseum. Maar als een werkgever zijn personeel niet meer in eigendom heeft ziet hij vaak nog minder reden om er goed voor te zorgen. Om een rapport van de VN uit 2013 te citeren: ‘Bij veel migranten worden op hun arbeidsplaatsen de mensenrechten geschonden; sommigen krijgen hun loon niet, of er wordt minder betaald dan overeengekomen.’ Sindsdien is er wel wat verbeterd, maar de behuizingen, werktijden, arbeidsvoorwaarden en zorg laten voor deze groep nog steeds te wensen over. Niet anders dan in Europa dus, maar daarginds is het nog wat erger. Daarentegen laat men er geen bootvluchtelingen verdrinken — al komt dat vooral doordat die toch al nooit die kant op varen. Democratie bestaat er niet.
Al met al een land zoals 20% der Nederlanders zich zou wensen, behalve dan dat er veel meer vrouwen studeren dan Nazi‘s prettig vinden.

Waren er niet 6500 arbeidsmigranten gestorven bij de bouw van voetbalstadia? Dit aantal is in het leven geroepen door een oud artikel in The Guardian, een doorgaans nette krant, die zich hier toch even door sensatiezucht liet meeslepen. Later corrigeerden ze zich: het ging om het aantal doden onder alle arbeidsmigranten uit Pakistan, Sri Lanka, Nepal, India en Bangladesh over een periode van tien jaar. Maar toen hing dat gruwelgetal al in de lucht en in het Westen pikte men het gretig op. Het is altijd prettig te horen dat anderen slechter zijn dan wij.

Met de vrijheid van meningsuiting is het wat dubbel: enerzijds mag men natuurlijk niets tegen de regering of de islam zeggen—maar wie zou die zegenbrengers willen kritiseren?—, anderzijds stond Qatar altijd open voor mensen die elders niet getolereerd werden. Dat gold voor de Muslim-broeders, de Taliban en voor de bekende mufti Yusuf al-Qaradawi. En sjeik Hamad, de vader van de huidige emir, stichtte en financierde ook de nieuws- en actualiteitenzender Al-Jazeera, de eerste en enige in de Arabische wereld die op professionele wijze aan bijna onpartijdige nieuwsgaring doet—al is het natuurlijk niet de bedoeling dat men de Qatarese overheid kritiseert. 

Homoseksualiteit is in Qatar strafbaar, wat behalve de Nazi‘s iedereen in het Westen heel erg zegt te vinden. Maar wat precies is strafbaar?
Qatarezen zijn Arabieren en Moslims, en hebben dus in principe uit de oude tijd de makkelijke omgang met de gelijkgeslachtelijke liefde geërfd. Volgens de Sharia-geleerden is buitenechtelijk neuken verboden, maar iedereen kon in de praktijk rustig zijn gang gaan, inclusief die geleerden zelf—met soortgenoten makkelijker dan met vrouwen. Wat nooit verboden was waren warme vriendschappen tussen leden van het zelfde geslacht, inclusief handje vasthouden, knuffelen en kussen, en dan nog die ‘seksuele handelingen’ waarover men niet sprak. (Zie over dit onderwerp verder hier.) Maar wat een pech voor de Qatarezen: eerst werd hun land gekoloniseerd door die strenge Wahhabieten en vervolgens nog door de Britten, die er allebei grote brokken moraal achterlieten.
Artikel 296 van het Wetboek van Strafrecht (Wet 11/2004) bepaalt een gevangenisstraf tussen éen en drie jaar voor het aanzetten tot buitenechtelijke seksuele handelingen. (dus niet: geaardheid.) Over die handelingen zelf, die toch wat anders zijn dan het aanzetten tot, vond ik niets, maar u moet het me maar vergeven: ik ben geen jurist, laat staan een kenner van het Qatarese recht. Ik zie nog wel dat volgens artikel 298 de straf voor professionele prostitutie en pooien kan oplopen tot tien jaar.1 Dat is dan het wereldse recht. Voor moslims staat er onder het religieuze Sharia-recht als vanouds de doodstraf op homoseks, maar die wordt nooit toegepast.

Wat het meest ongenietbaar gevonden wordt is homoseksualiteit in westerse stijl: een ‘geaardheid,’ een ‘identiteit,’ alles expliciet maken, een hoop lawaai, vlaggetjes en zo’n holier-than-thou-armband. Verder heerst er natuurlijk klassenjustitie. De Qatarese emir Tamim, die als kroonprins ooit was opgevallen wegens herrie schoppen in een gay bar in Londen, heeft zeker nooit ergens last van gehad. Betrapte gastarbeiders worden het land uitgezet; dito buitenlandse studenten genieten soms de bescherming van hun veelal Amerikaanse universiteit. Hoe de praktijk er in Qatar verder uit ziet weet ik niet, maar in het aangrenzende, strenge Saoedi-Arabië wisten en weten de heren met betrekkelijk gemak aan hun gerief te komen. Ook in Qatar zullen leden van het Herrenvolkje wel wegen weten te vinden om uit de bak te blijven, als ze goede contacten hebben. Tijdens de WK voetbal kunnen er wel wat provocerende fans uit het Westen in regenboogshirts gearresteerd worden. Wie weet worden ze dan in de cel mishandeld, waarmee maar weer eens zou zijn aangetoond wat een erg land dat Qatar is. Zij hun zin.
Dat het erg is leest u bij voorbeeld hier; dat het wel meevalt hier. Duidelijk is wel dat het verontwaardigde geloei van het keurige Westen het de homoseksuelen in Qatar niet makkelijker maakt.

NOOT
1. Art. 296: Whoever commits the following offences shall be punished with imprisonment for a term of no less than one year and no more than three years: 1 – Grooms a female to commit adultery; 2 – Instigates, induces, seduces a female in any way to commit adultery or to frequent a brothel in order to commit debauchery whether inside or outside the country; 3 – Leading, instigating or seducing a male by in any way to commit sodomy or dissipation; 4 – Inducing or seducing a male or a female in any way to commit illegal or immoral actions; 5 – Bringing, exposing or accepting a male or a female for the purpose of sexual exploitation.
Art. 297: Whoever commits any of the offences mentioned in the preceding Article through compulsion, duress or ruse or if the victim is under sixteen of age or the offender is one of the previously mentioned in Article 279 of the present Law, where the offender is assumed to know the real age of the victim, shall be punished with imprisonment for a term up to fifteen years.
Art. 298: Whoever performs adultery or sodomy as a profession or for a living shall be punished with imprisonment for a term up to ten years. The same penalty shall be imposed on any person who exploits another person’s immorality and prostitution.

Een reactie plaatsen

Opgeslagen onder Islam, Media Medien, Nabije Oosten, Ostwestliches, Slavernij

Herinnering: het Bas Veth-gevoel

In mijn kast staan vrij wat boeken uit en over Nederlands-Indië, maar ik heb ze niet allemaal gelezen. Om daar verandering in te brengen heb ik er twee tevoorschijn gehaald: Justus van Maurik, een verkorte uitgave van zijn Indrukken van een Tòtòk (1965; de volledige uitgave verscheen in 1897), en Bas Veth, Het leven in Nederlandsch-Indë van 1900.

Justus van Maurik (1846–1904) was een sigarenfabrikant; zijn merk bestaat nog steeds en staat goed aangeschreven. Hij maakte echter niet alleen sigaren, hij schreef ook veelgelezen volksverhalen en hield populaire voordrachten. Voor zaken verbleef hij enkele maanden op Sumatra en Java. Ook zijn Indische belevenissen wilde hij in een gezellig boek vastleggen, en dat is goed gelukt.
In Indië was iedereen geweldig gastvrij, gezellig en behulpzaam — iedereen, dat waren natuurlijk vooral de Nederlanders, en enkele Indo-Europeanen en Chinezen. De inlanders vormen niet meer dan een schilderachtig decor en worden hier en daar in de beste koloniale traditie met minachting beschreven of uitgelachen omdat ze zo koddig waren .
De Nederlanders in Indië zullen ingenomen zijn geweest met dit boek: zij en ‘hun’ land worden er hoog in geprezen en als het niet zo ver weg was geweest had het haast een toeristische bestemming kunnen worden. 

Bas Veth (1860–1922) daarentegen heeft er twaalf jaar gewoond, en dat waren zeer ongelukkige jaren. Veth was een cultureel ontwikkeld man en een getalenteerd schrijver—en een begenadigd kankeraar.
De rijsttafel vond hij niet lekker, de hotels waren krakkemikkig, de badkamers en WC’s smerig, het klimaat was saai en afmattend, de weelderige natuur viel tegen want monotoon bij gebrek aan seizoenen, en vooral de ‘Indischman’ was het voorwerp van zijn langdurige gramschap. Daarmee bedoelde hij de Nederlander die in Indië geboren was of ernaar toe gekomen was en daar zo lang gewoond had dat het land hem had gevormd. ’De „Indisch-man“ is, als regel, de „losgelaten“ bourgeois in de ploerterigste buitensporigheid. De „Indisch-man“ maakt in Indië een dolzinnig gebruik van de prerogatieven: positie, geld en blanke huid.’ Domme, volgevreten horken zijn het, grof tegen vrouwen en inlanders, met eeuwig dezelfde verhalen in de sociëteit, en dan nog vinden ze dat ze ‘van stand’ zijn! Veth voelde zich eenzaam tussen deze lui. ‘Zeker, de Indische eenzaamheid is een andere dan de Europese; ze werkt van buiten op je in en je voelt je daarom in Indië werkelijk alléén, héél alléén.’

Omdat Veth een scherpe pen had leest zijn boek wel lekker weg. Ik kan niet al zijn gezeur serieus nemen, maar op één punt kan ik hem helemaal begrijpen en zijn onbehagen en wanhoop navoelen, met terugwerkende kracht. Tijdens mijn studietijd in Egypte (1971-72) was ik ook vaak zo vertwijfeld. Tot de Egyptenaren had ik voor mijn gevoel geen toegang. Er leken geen gemeenschappelijke gespreksthema’s te zijn. Zelfs toen het met de taal beter ging had ik niet het verlangen met deze mensen te praten. Verwantschap verwachtte ik dan tenminste met de daar wonende Europeanen en Amerikanen. Maar met de Europese gemeenschap in Cairo, mijn eigen soort als het ware, was het niet beter; integendeel. De expats in Egypte waren van die joviale, ‘gezellige’ mensen, bij wie van Maurik zich thuis zou hebben gevoeld en Veth helemaal niet. Net zulke horken, die alleen aan geld dachten, praatten over goedkoop winkelen in Dubai of Singapore, en die het land waarin zij nu verbleven verachtten. Evenals Veth heb ik daar dus geleden onder de afwezigheid van verwante zielen—zij het gelukkig veel korter dan twaalf jaar. Het weer was in Egypte niet bedrukkend; met boomloosheid, saai eten en vieze WCs kon ik leven, maar de afwezigheid van soortgenoten, die was echt erg, en de lectuur van Veth bracht me dadelijk terug naar mijn ervaring van toen.

Het Bas Veth-gevoel is ook weer overgegaan. Na mijn eerste studieverblijf ben ik nog vaak naar Egypte teruggegaan, en ik vond dagboekaantekeningen terug uit 1988, waarin ik sprak van een ‘gevoel van thuiskomen’ als ik in Egypte landde. ’Egypte is nu zomaar binnenland geworden. Niet helemaal zoals Nederland, maar laten we zeggen zoals Engeland. […] Het is een eenheid die ik in mezelf bespeur, en zonder twijfel zal ik nu minder afstandelijk met Egyptenaren kunnen omgaan. […] De taal ervaar ik niet meer als last; ik doe mijn mond open en zeg gewoon maar wat. Er is geen gemaaktheid meer, geen kramp in de kaken, en de Egyptenaren met wie ik omga voelen dat natuurlijk ook. Heel fijn.’

Inmiddels is Egypte weer uit mijn leven verdwenen. Maar dat is door ouderdom en grotere gerichtheid op Europa (Frankrijk, Italië) gebeurd, niet op grond van een Bas Veth-gevoel. Er zijn kloven tussen de culturen, maar die kunnen overbrugd worden. Dat kost tijd, maar het loont de moeite. In 1900, in een koloniale situatie, kon het nog niet.

2 reacties

Opgeslagen onder Cairo, Nabije Oosten, Persoonlijk

De brand van Smyrna

Vandaag precies honderd jaar geleden werd Smyrna door Turkse soldaten in brand gestoken—althans de Griekse en Armeense, dus christelijke wijken. Tienduizenden doden en honderdduizenden vluchtelingen, die over zee probeerden weg te komen..

Een reactie plaatsen

Opgeslagen onder Geschiedschrijving, Nabije Oosten

Micro-herinnering: brievenbus

Ooit was ik in Nicosia, de hoofdstad van Cyprus; het moet in 1965 geweest zijn. Ik had daar enkele uren de tijd om over te stappen op een ander vliegtuig en er was gelegenheid om wat door het stadje te lopen. Maar waar was dat goed voor? Ik had het net zo goed niet kunnen doen, want ik herinner mij er helemaal niets van, op één ding na: de brievenbus in de hoofdstraat. Het was zo’n rode, zoals ze overal op de Britse eilanden ook stonden, met de initialen van de vorst of vorstin erop. Cyprus was toen al een paar jaar onafhankelijk, maar de brievenbus deed het nog. Misschien omdat hij was ingebouwd in een muur had men hem niet weggehaald.

Een reactie plaatsen

Opgeslagen onder Nabije Oosten, Reizen

Ex Oriente, ex

Vorige week schreef ik min of meer toevallig een stukje over een hertogin in Griekenland, dat zich aan me had opgedrongen. Intussen heb ik begrepen dat deze korte tekst meer is dan een soort tussendoortje: hij betekent nog weer een stap verder weg van het Nabije Oosten. Een definitiever afscheid. Tien jaar lang heb ik stukjes geschreven over Arabisch en de oude islam. Ook die drongen zich aan mij op, maar dat doen ze nu niet meer. Het Nabije Oosten is weg uit mijn hoofd, en dat is goed zo. Toen ik in Parijs was heb ik de Arabische cultuur aldaar geen blik waardig gekeurd, maar mij gestort op de Europese muziek, de Franse cultuur en de Vietnamese keuken.

Mijn onderzoeksproject blijf ik overigens wel doen; dat beslaat een apart segment in mijn hoofd.

Een reactie plaatsen

Opgeslagen onder Europa, Nabije Oosten, Parijs, Schrijven

Wahhabieten afgeschaft

Weet u nog dat half Nederland tobde over de islam, en dat er elke dag in elke krant twee bladzijden over werden volgeschreven? Vooral de fundamentalisten, de salafisten, de Wahhabieten, kortom die hele strenge islamisten waren erg; die konden, als je ze niet krachtig bestreed, ieder ogenblik de wereldheerschappij overnemen en ook in onze streken het kalifaat en de sharia vestigen. Dat was nog vóór de ophef verschoof naar Zwarte Piet, toeslagenschandaal, Corona, de FvD en Poetin. De oude heer Wilders tiereliert nog steeds over de gevaren van de islam, maar verder hoor je er niet veel meer over.

Inmiddels heeft het islamisme op een centrale plaats zijn tanden verloren. Saoedi-Arabië heeft namelijk een heleboel (vermeende) sharia geschrapt, en wel door het verleden te herschrijven, door de streng-gelovige component uit de ontstaansgeschiedenis te verwijderen. Carolien Roelants heeft daarover een kort maar duidelijk stukje in de NRC geschreven. Omdat niet iedereen die krant heeft, kopieer ik de tekst aan het eind van dit blog. (Een pdf hier kopiëren lukt niet.)

Er zijn nu ook bioscopen en muziekfestivals in Saoedi-Arabië, vrouwen rijden auto en openen bedrijven, en over die zwarte doeken wordt ook niet meer getobd. Het zat allemaal niet zo diep. Niet dat Saoedi-Arabië ineens een heerlijk land is geworden, maar de onderdrukking is nu meer profaan.

De ultra-strenge islam bestaat nog wel voort, maar meer in de periferie: Pakistan, Afghanistan, Somalia en hier en daar resten van de ‘Islamic State’ en al-Qa’ida. En groepjes in alle werelddelen, maar een belangrijke bron van inspiratie en financiering is opgeheven.

======================================

Carolien Roelants   NRC-Handelsblad 21 maart 2022

Saoedi-Arabië begint nu in 1727, zonder puriteinse islam

Ik had het u beloofd, en het is veel te interessant, vind ik, om het door andere, érgere actualiteit te laten verdringen. Bij deze de vers gepimpte geschiedenis van het koninkrijk Saoedi-Arabië en zijn koninklijke familie, want Saoedi-Arabië is het enige land dat naar zijn koningshuis is genoemd. Nederland heet toch geen Oranjeland? Hoewel je dat bij nationaal voetbal wel zou denken.

Als u in Saoedi-Arabië woont, is het u vast niet ontgaan, de viering van de allereerste Dag van de Stichting op 22 februari, op Twitter trendend als #de-dag-van-ons-begin(en dan in het Arabisch). Een compleet nieuwe feestdag, naast de bestaande nationale feestdag op 23 september, die de afkondiging van het huidige koninkrijk in 1932 viert.

1932 is dus niet „ons begin”. Nee, het begin is 1727, de oprichting van de eerste Saoedische staat door Mohammed bin (zoon van) Saud. En lees even mee, want dat is heel belangrijk. 

Het interessante is dat tot dusverre die geschiedenis zeventien jaar later begon, in 1744, met dezelfde dappere krijgsheer Mohammed bin Saud, maar toen nog in ogenschijnlijk onverbrekelijk huwelijk met de geestelijke Mohammed ibn (ook zoon van) Abdel-Wahhab. Jazeker, de Wahhab van de ultrapuriteinse sunnitische islam, die tot voor kort zijn zware stempel drukte op de Saoedische maatschappij. Dat wahhabisme dat mannen van vrouwen scheidde en muziek en films verbood. 

Mohammed bin Saud heerste in Al-Diriyah, vlakbij het huidige Riad, en het vorige, nu vervangen ontstaansgeschiedenisverhaal begon met zijn gastvrije opvang van die Ibn Wahhab. Die was uit zijn geboorteplaats dertig kilometer verderop verjaagd nadat hij een vrouw wegens overspel had laten stenigen in zijn passie om de islam van ingeslopen bijgeloof te zuiveren. De twee gooiden het op een akkoordje: Ibn Wahhab kreeg de verantwoordelijkheid voor religieuze zaken, Mohammed bin Saud voor de rest. Geestelijkheid en koningshuis versterkten elkaar. 

Maar in het verhaal van 1727 is Ibn Wahhab er niet meer bij! Volgens de nieuwe lezing van Saoedische historici, schrijft Arab News, was het Mohammed bin Saud in zijn eentje die bezig was om vanuit de stadstaat Al-Diriyah „vrede en eenheid te brengen over het Arabisch schiereiland”. Ibn Wahhab komt pas in 1744, en speelt eerst geen en vervolgens een minder belangrijke rol. Op de Dag van de Stichting werd ook geen melding gemaakt van Ibn Wahhab of van de rol van de geestelijkheid in het landsbestuur. 

Wat u hier ziet is de officiële vastlegging van wat al een tijdje sluipend aan de gang was maar wat sinds het aantreden van koning Salman en zijn machtige zoon Mohammed in 2015 sneltreinvaart heeft gekregen: de verbanning van de geestelijkheid en haar strikte islam naar het tweede plan. Mohammed bin Salman is het land aan het moderniseren, en hij wil geen gezeur van een puriteinse geestelijkheid (of kritiek van wie dan ook trouwens). „In het islamitisch recht is het hoofd van de islamitische orde de wali al-amr, de heerser,” onderstreept hij zelf in zijn recente, lange, boeiende interview met The Atlantic onder de passende kop Absolute Power

Het driedaagse (!) feest van de Dag van de Stichting werd in nieuwe stijl gevierd, las ik. Militaire parades, verkleedpartijen in de stijl van de eerste Saoedische staat en een grote muziekshow in Riad, met de Operette van de Stichting. Wat vindt de geestelijkheid hier nou van, wilt u weten. Die heeft deze keus: meedoen of naar de gevangenis.

1 reactie

Opgeslagen onder Islam, Nabije Oosten