Tagarchief: Parijs

Zingen in Parijs

Na vrijdag in de vooravond vanuit Frankfurt met de TGV naar Parijs te zijn gereden begaven we ons na een afzakkertje in een café op de Place d’Italie te bed. De volgende ochtend was ter vrije besteding. Ik ging eens kijken bij het bassin en de rotonde van La Villette en wandelde een stuk langs het kanaal, dat ik vanuit het zuiden al vaker had bewandeld. Vervolgens naar het Parc Monceau, waar je als het ware de kindermeisjes uit de tijd van Proust nog op de bankjes zag zitten met het hun toevertrouwde kroost. Het rook er zelfs naar paard, maar dat kwam door de kleine pony’s, waarop het huidige kroost gehelmd een ritje mag maken. Tenslotte naar het kleine museum Delacroix, in zijn oude woonhuis annex atelier, dat gewijd was aan de niet-oriëntalistische kant van de schilder; overwegend grafiek. Die oosterse schilderijen van hem kende ik wel, maar dit completeerde het beeld. Ik was er alleen op uitgegaan: omdat ik toch wat slecht en langzaam loop is het geen pretje om met anderen op te lopen; bovendien hadden zij meer toeristische behoeften.
.
Om één uur repetitie van de Marburgse zangers in een protestantse kerk aan de Boulevard Arago, een koepelvormig gebouw met een heerlijke akoestiek. Vijftien zangers, onder wie slechts twee tenoren, onder wie ik. De dirigent plaatste mij helemaal aan de buitenkant een beetje apart, zodat het net leek of ik alleen stond. Daarna was de rest van de middag en avond weer ter vrije besteding, maar zie aan: mijn benen deden het niet meer, na vier uur lopen en ruim een uur staan en wilde ik niet meer lopen; ook om morgen beter lang te kunnen staan. Met Sérotonine, het nieuwe boek van Houellebecq, in de zon gaan zitten; het was veertien graden en met een jack en een das om ging het net. Het boek viel niet mee.
.
Des avonds ongemeen lekker Vietnamees gegeten; het 13e arrondissement is immers de Oost-Aziatische wijk van Parijs. Zulk eten krijg je in Duitsland niet, want daar wordt toch alles een beetje aangepast aan de Duitse Leitkultur.
.
Zondagmorgen wilde ik mijn benen nog ontzien en heb gewoon een rondrit door de stad gemaakt met verschillende stadsbussen. Het is dan heel rustig en je ziet een hoop.
.
Zondag van twaalf tot één stond kennismaking met de Franse zangers op het programma, en de Cantate van Bach die we te samen zouden zingen. Het is heel apart en intens om als zangers met mensen kennis te maken, d.w.z. middels de zangstem. Per stemgroep deden we verschillende oefeningen en speelden zo alvast op elkaar in. Die cantate samen zingen lukte natuurlijk alleen omdat de beide dirigenten elkaar goed kennen en van te voren al op elkaar afgestemd waren.
.
Na de kennismaking met de Franse zangers en de gezamenlijke repetitie zou ons een ‘kleinigheid te eten’ worden aangeboden door een van de dames van het Franse koor, die tegenover de kerk woont. Het bleek een vorstelijke lunch te zijn voor achttien personen, gekookt volgens de beste Franse tradities en overgoten met mooie wijn uit de Elzas (‘witte wijn is goed voor de stem’). Wee degene die dacht dat de plakjes salami en de quiche de hele kleinigheid waren en nog een tweede stuk quiche nam: er volgden namelijk nog een groenteschotel, merg, gestoofd rundvlees, sla, fijne kazen, fruit en koffie met iets erbij. Daarna was een uurtje uitbuiken op het hotelbed wel nodig. Om vijf uur waren we terug in de kerk, om de opstelling, het opkomen en de belichting nog even te oefenen; toen af in de sacristie. Om zes uur zat de kerk helemaal vol en begon het zingen. Alles verliep vlot: eerst zongen de Fransen wat, toen wij twee stukken en ter afsluiting mengden de beide ensembles zich voor de cantate, waarvan de beide aria’s door Fransen werden gezongen. Iedereen applaudisseerde luid en lang, we moesten als Marburgers nog een toegift van stal halen (C. Franck, Panis angelicus) en daarna was er, I kid you not, nog een buffet, voor alle zangers én wie wilde uit het publiek.
.
Het zangprogramma was niet zwaar; voor mij was het voornaamste te zien of ik met slechts één andere tenor naast mij zonder plankenkoorts zou functioneren. Welnu, dat lukte; tijdens de uitvoering had ik even een schrikmoment waarop mij geheel alleen in het universum waande, maar dat verhinderde niet dat ik op tijd inzette en de juiste toon trof. Ooit alleen optreden zal denkelijk wel lukken. Soms hoor je wel eens een musicus zeggen: ‘U was een fantastisch publiek!’ maar ik merkte van dat hele publiek niets, ik filterde het als het ware weg. Dat zal wel aan mijn gezegende leeftijd liggen; dertig, veertig jaar geleden, toen ik wel eens alleen een deun op de fluit ten gehore bracht, was dat heel anders.
.
Nog een bevrijde ronde drank in het café en vanochtend om 7.10 weer in de TGV gestapt.
.
Door ons gezongen:
– Gabriel Fauré (1845–1924),Cantique de Jean Racine Cantique de Jean Racine
– Thomas Tallis (1505–1585), If ye love me
– samen met de Fransen: J.S. Bach (1685–1750), Cantate nr. 127: Herr Jesu Christ, wahr’ Mensch und Gott
– César Franck (1822–1890), Panis angelicus

1 reactie

Opgeslagen onder Europa, Muziek, Parijs, Reizen