Het is geschied: ik heb twee liederen van Schubert gezongen voor een klein publiek, en het viel niet zo mee. Het publiek was heel klein: leraar Daniel en zijn vrouw, die piano speelde, plus een aantal leerlingen van hem die ook wat zongen. In totaal tien personen, van wie ik de meeste kende en van wie ik zelfs wenste dat die me zouden horen. Men zegt echter, dat het niet uitmaakt of een publiek groot is of klein, bevangen ben je toch. Ik kan me nog eerder voorstellen dat de ruimte ertoe doet. Het zal verschil maken of je in een buurthuis staat te zingen of in het Concertgebouw.
Daniel had het behoedzaam en liefdevol geregeld. Eerst dit kleine pre-openbare optreden om het uit te proberen, dan misschien een leerlingenavond van de muziekschool en daarna ergens voor een minder tolerant publiek. Ook de ruimte had hij passend ingericht: de stoelen zoals in een concertzaal, gordijnen dicht (het was nog middag) en de belichting in de ‘zaal’ gedimd, het klavier en het podium aangestraald.
Wat meeviel is dat mijn ademhaling niet van de zenuwen verstikt raakte. Ik heb dat heel vroeger wel gekend, toen ik nog fluit speelde, en ik hoor het soms ook bij andere blazers en zangers. Mijn zorg van de laatste weken was dat het daardoor mickerig zou klinken: broos en beverig, maar dat was dus niet het geval. Dat had ik mezelf kwalijk genomen, dan zou ik er meteen mee ophouden.
Al bleef de ademhaling intact, er gebeurde lichamelijk wel iets. Verhoogde bloeddruk bleek na afloop, en een kleine geestelijke black-out, in die zin dat ik niet registreerde wat er meteen daarna gebeurde.
Voor zover ik het kan beoordelen — maar dat kun je waarschijnlijk nooit zelf — slaagde ik er ook in, de ‘boodschap’ van de gezongen teksten over te brengen, de emoties dus, en dat waren er minstens zes verschillende.
Waar ik echter op enkele plaatsen ontspoorde was het ritme. Dat kwam heel onverwacht: een zes-achtste maat is niet moeilijk, ik kén die liederen toch, en ben ook zeer wel in staat tot tellen. De door de wol geverfde pianiste wist het gelukkig op te vangen, maar fraai was het niet.
En dan de tekst. Op twee plaatsen heb ik een ander woord gezongen dan de dichter had geschreven; gelukkig niet met rampzalig resultaat. Terwijl ik op Daniels advies die teksten al vele malen had overgeschreven en had opgezegd. Hier en daar zal een a niet open zijn geweest, of een t niet geaspireerd. Maar aan de t in mein Hündchen bewahret mir sie heb ik gedacht: Hündchen, niet Hühnchen, en dem Schäfer klonk in ieder geval bij de tweede maal inderdaad als deem sjèfer.
In mijn werkleven heb ik talloze lezingen en voordrachten voor volle zalen met een kritisch publiek gehouden. Zenuwachtig was ik daarbij nooit, behalve misschien in het begin, vele jaren geleden. Ook daarin wist ik de boodschap duidelijk over te brengen; geen wonder, want de inhoud was van mij en lag samengevat op velletjes papier voor mij. Heel vaak gebeurde het echter dat ik die velletjes vergat en domweg vertelde waar ik zin in had, soms iets heel anders dan bedoeld. Daarbij hield ik bovendien in het geheel geen rekening met de wetten der retorica, maar dat donderde allemaal niet.
Vermakelijk was de middag die de universiteit eens had georganiseerd met de afdeling pedagogiek, om docenten te evalueren. Vier personen moesten een hoorcollege geven over een onderwerp dat zij beheersten en kregen dan commentaar van die vaklui. Na mijn college waren dezen enigszins vertwijfeld, ze wisten niet wat ze ermee aan moesten, totdat een van hen het oordeel duidelijk formuleerde: er deugde theoretisch geen hout van, maar gaat u vooral zo door!
Die eigenzinnigheid in de vormgeving had ik dus ook een beetje bij het zingen. Het verschil is: bij een lezing is het worst of ik oplees wat op het blaadje staat of iets anders verzin. Improviserend spreken mag, wordt zelfs gewaardeerd. Maar bij liederen ligt alles vast en is er maar weinig plaats voor interpretatie. Tijdens het instuderen kan ik mij goed aan het keurslijf houden, graag zelfs, maar tijdens een uitvoering sla ik blijkbaar op hol.
Donderdag evaluatie met Daniel, en overdenken of ik door zal gaan met liederen zingen in het openbaar. Waarom wilde ik dat überhaupt? Het is vooral een jeugdherinnering uit Amsterdam die ik wilde doen herleven: van mensen die voor elkaar spelen en zingen, in salons en tussen de schuifdeuren.
NASCHRIFT 9.1.2022: Ik ‘mag door’ van Daniel. Hij was tevreden, zei dat de enige grote fout dat ritmisch op-hol-slaan was geweest. Schaefers Klagelied was ook wel moeilijk geweest, omdat de pianopartij ten dele tegen de zangpartij ingaat. Voorlopig eerst maar ritmisch risikoloze liederen uitzoeken, waarbij de pianopartij gelijk op loopt en ondersteuning geeft.
Vind ik leuk:
Like Laden...