
Categorie archief: Europa
Micro-herinnering: frambozengeur
Engeland rook altijd zo anders. Volgens mij lag dat aan het universele schoonmaakmiddel, waarmee het hele land werd schoongehouden. Iets met synthetische frambozengeur.
Opgeslagen onder Europa, Onzin Humor
Mini-herinnering: Brexiteer
Vroeger had ik een Engelse vriend, die onderzoeksjournalist was bij de BBC. Hij had gestudeerd aan de London School of Economics, iets met economie en sociale wetenschap. Niet dom dus. Wij hadden een mooie vriendschap en hebben ook samen een paar reizen gemaakt: naar Egypte, naar IJsland. Hij werd echter een overtuigd, zelfs fervent aanhanger van de Brexit, en daaraan is de vriendschap kapot gegaan. Geen slaande ruzie, maar na een aantal verhitte discussies hebben we elkaar niet meer opgezocht, en dat was dat. Het verliep.
Ik moet er ineens aan denken hoe hij mij hier in Marburg heeft bezocht en hoe we toen wat uitstapjes in de omgeving hebben gemaakt, in 2013 geloof ik. Dat was leuk, maar ook een beetje raar. Hij stelde zich namelijk op alsof hij in een exotisch en zelfs wat onveilig land was. Marburg! En dat terwijl hij volop lichamelijk zelfvertrouwen uitstraalde, en bovendien maanden in India en Washington had gezeten voor zijn werk. Die vreemdheid die hij hier voelde, die vond ik vreemd. Ik heb mij in Engeland nooit vreemd of onveilig gevoeld, en elders in Europa ook niet. Maar voor hem leefde het idee Europa blijkbaar niet; vandaar die Brexit. On the run for the Hun, of zoiets.
Zou hij nu nog steeds…?
EIIR (Herblog van 2019)
Geboren onder Wilhelmina en opgroeiend onder Juliana vond ik als kind toch de Britse koningin Elizabeth het meest koninklijk. Aan een fietsende en breiende Juliana, in ongeveer dezelfde jurk als mijn moeder, had je niet veel qua majesteit, vond ik. Majesteit moest er wezen, en die had de Britse vorstin in overvloed: pracht en praal, een kroon op het hoofd en onafzienbare rijen lakeien en berenmutsen.
.
Heel veel later heb ik begrepen dat deze voorliefde een gevolg was van mediale beïnvloeding. Als klein jongetje, het moet in 1954 geweest zijn, kreeg ik in het parochiehuis van ons dorp de allereerste film van mijn leven te zien, en nog wel in kleur: The Coronation. Ik was diep onder de indruk: een gouden koets, geheimzinnige rituelen, een eindeloze processie, mooie kleding, prachtige muziek, trompetten, schalmeien en hemels gezang, en temidden van dat alles de vrouw die qualitate qua wel de belangrijkste ter wereld moest zijn: Elizabeth II, mét kroon.
.
Geen wonder dat ik als elfjarige de lange wandeling naar de binnenstad van Amsterdam ondernam om de Britse koningin te zien, toen zij een staatsbezoek bracht aan ons land. En ik héb haar gezien, slechts een flard natuurlijk, toen zij uit een auto stapte bij het paleis op de Dam. (Ja, jongens en meisjes, in die dagen was er nog nauwelijks televisie en liep de bevolking uit als er iets van het koninklijk huis te zien was. Of Sinterklaas.)
.
Koningin Elizabeth, hoe diep is zij nu gevallen! Eerst moest zij Trump een hand geven en een bord eten voorzetten, nu moest zij de wens van Trumps lakei Boris inwilligen en het parlement naar huis sturen. Misschien is dit niet alleen het einde van de democratie maar ook van de monarchie.
Opgeslagen onder Europa, Geschiedschrijving, Politiek
In Parijs (3): Boldini
Op Hemelvaartsdag zouden we ’s middags zingen; de ochtend was dus vrij om iets te bekijken. Uit het grote aanbod koos ik spontaan de Boldini-tentoonstelling in het Petit Palais, gearrangeerd rond Les plaisirs et les jours van Proust. Wie Boldini (afb. 1) niet kent, kent misschien toch een werk van hem, want hebt u wel eens het bekende portret van Verdi gezien (afb. 2)? Dat is van hem; hij heeft er ettelijke geschilderd. Giovanni Boldini (1842 Ferrara–1931 Parijs) was een bekend portretschilder van beroemdheden en mondaine persoonlijkheden (afb. 3–6). Veel misschien keurige dames lieten zich graag glamoureus door hem schilderen (afb. 5–7).
En Sem! Van Sem, alias George Goursat (1863–1934), de eertijds beroemde caricaturist die met Boldini bevriend was, hing er ook een en ander (afb. 8–9). Hij heeft zijn vriend niet gespaard.
Dat was mooi, maar het was naar mijn gevoel meer dan een een geslaagd bezoek aan een mooie tentoonstelling. Ook hier was ik weer een halve eeuw teruggegaan, naar de tijd dat ik óók Boldini bekeek, samen met een kunsthistorische vriend die zich op hem specialiseerde en met wie ik mocht meekijken; naar de tijd dat ik me ook met het Parijs van de Belle Epoque bezighield en de stad regelmatig bezocht. Wat me al te vaak daarvan afhield was dat ik Arabisch deed en steeds Arabische landen moest bezoeken. Dat is nu van mij afgevallen en ik kom steeds meer terug in Europa.









Ex Oriente, ex
Vorige week schreef ik min of meer toevallig een stukje over een hertogin in Griekenland, dat zich aan me had opgedrongen. Intussen heb ik begrepen dat deze korte tekst meer is dan een soort tussendoortje: hij betekent nog weer een stap verder weg van het Nabije Oosten. Een definitiever afscheid. Tien jaar lang heb ik stukjes geschreven over Arabisch en de oude islam. Ook die drongen zich aan mij op, maar dat doen ze nu niet meer. Het Nabije Oosten is weg uit mijn hoofd, en dat is goed zo. Toen ik in Parijs was heb ik de Arabische cultuur aldaar geen blik waardig gekeurd, maar mij gestort op de Europese muziek, de Franse cultuur en de Vietnamese keuken.
Mijn onderzoeksproject blijf ik overigens wel doen; dat beslaat een apart segment in mijn hoofd.
Opgeslagen onder Europa, Nabije Oosten, Parijs, Schrijven
Mini-herinnering en meer: de hertogin van Piacenza
Gisteren werd ik wakker met de hertogin van Piacenza, een mini-herinnering uit mijn Griekse tijd. Ik kwam toen namelijk soms langs de ruïne van een villa, ergens bij Pendeli. Dat was een van de huizen geweest van de hertogin van Piacenza, zo vertelde men, la duchesse de Plaisance. In en bij Athene stond nog meer onroerend goed van haar, dat nog in gebruik was, vooral de Villa Ilissia, waar nu het Byzantijns Museum in zit. Toen jaren later de metro werd doorgetrokken naar het nieuwe vliegveld werd er een station naar haar vernoemd: Doukíssis Plakendías (Δουκίσσης Πλακεντίας). Het ligt op grond die ooit van haar was.
Dit herinnerd zijnde voelde ik aandrang, wat meer over haar te weten te komen en op te schrijven. Dat was lastig, want de geschiedenis van die tijd is niet mijn vakgebied, bovendien leidt het onderwerp me af van mijn eigenlijke bezigheden. Maar de aandrang was zo sterk, dat het toch even moest:
Sophie de Marbois-Lebrun, hertogin van Piacenza leefde van 1785–1854. ‘Maar Piacenza is toch helemaal geen hertogdom!?’ roepen de historici onder u nu in koor. Klopt, het is een deel van het hertogdom Parma en Piacenza, en werd vanouds geregeerd door het geslacht Farnese, later door de Bourbons. Maar dat ze min of meer een nep-hertogin was kon Sophie niet helpen. Toen Napoleon Noord-Italië veroverde verzon hij daar een paar vorstendommen om uit te delen onder zijn mensen. Zo ook het hertogdom Piacenza, dat hij in 1808 schonk aan een gunsteling, de consul Charles-François Lebrun (1739–1824). Deze was van 1810-1813 jaren gouverneur-generaal van Pays Bas (Nederland) en hij deed oprecht zijn best er wat van te maken.1 In 1816 was het weer afgelopen met het nieuwbakken hertogdom en viel Piacenza voortaan onder Oostenrijk, en later weer onder de Bourbons. Maar de titel bleef geldig en was ook erfelijk. Hij viel in 1824 dus toe aan zijn zoon, Anne Charles Lebrun (1775–1859). Dat was een zeer succesvolle generaal, die onder Napoleon ook nog even gouverneur van het Département des Deux-Nèthes (Antwerpen plus westelijk Noord-Brabant) is geweest.
Hertogin Sophie was van huis uit een meisje De Marbois. Ze werd in Amerika geboren, als dochter van de Franse consul-generaal en een bankiersdochter uit Philadelphia. In 1802 trouwde zij in Parijs met Lebrun junior; ze kregen een dochtertje, Eliza. Van 1810–1814 was zij hofdame van keizerin Marie-Louse. Ze woonde al snel op zichzelf, met haar dochtertje, bij voorkeur in Italië, terwijl haar man zich aftobde te velde of in rare oorden als Nederland. De officiële echtscheiding werd voltrokken in 1831; zij had dus enkele jaren de tijd, zich op grond van de winderige titel van haar man als hertogin te ensceneren. Of haar dat in het Parijs van na Napoleon goed lukte is me niet bekend. Wel moet zij heel veel geld hebben gehad. Ze kreeg vast een royale toelage van haar man; in ieder geval een enorme erfenis toen hij was gestorven, en denkbaar is dat ze ook nog van haar Amerikaanse familie had geërfd.
Sophie was dus een rijke vrouw, die kon doen waar ze zin in had. In 1825 ontmoette zij in Rome Capodistria, de bekende Griekse vrijheidsstrijder. Deze maakte grote indruk op haar; ze werd naar een mode van die tijd filhelleen, ondersteunde met haar geld het streven om Griekenland los te weken uit het Ottomaanse Rijk en coördineerde de activiteiten van de filhellenen in Frankrijk. Ze financierde Griekse schooltjes en zorgde ervoor, dat ook de dochters van vrijheidsstrijders een opleiding kregen. In 1829 reisde ze zelf naar Griekenland, naar Nafplio, de voorlopige hoofdstad van de nieuwe staat. Dat stadje was eeuwenlang door Venetië bezet geweest en had een zeker Europees flair. Daar ontmoette zij Capodistria weer, maar ze lag al spoedig met hem overhoop, vond hem veel te autoritair en vertrok na anderhalf jaar weer naar Italië.
Wat deed in Sophie de vlam van het filhellenisme ontbranden? Was zij werkelijk begaan met het lot van de Grieken? Voelde zij zich tot Capodistria als persoon aangetrokken? Voelde zij zich miskend in het Europa van de Restauratie? Een halve Amerikaanse, de facto gescheiden, foute adel, geëncanailleerd met Napoleon, excentriek: ik kan me de samengeknepen mondjes van de dames in Parijs wel voorstellen. Maar om te weten hoe het werkelijk zat moest er een biografie van haar zijn. Die is er niet en ik ga er ook niet aan beginnen.
De echte Europese adel was met geen stok naar Griekenland te krijgen. Het sinds 1832 officieel onafhankelijke, maar roerige landje stelde niet veel voor. Athene was een stoffig nest met ongeveer zevenduizend inwoners, overwegend Turken, terwijl de omgeving werd geteisterd door bandieten. Twintig jaar later was het aantal inwoners opgelopen tot dertigduizend. Veel inwoners migreerden naar het Ottomaanse Rijk, omdat daar in economisch opzicht toch meer te doen was, maar van heinde en ver stroomden wel nieuwe inwoners toe, uit enthousiasme voor de Griekse zaak of om daar de Beierse cultuur te verbreiden. Want toen er een koning moest komen voor het nieuwe koninkrijk was er aanvankelijk niemand te vinden, tot tenslotte de bijna 17-jarige Otto van Beieren, uit het geslacht Wittelsbach (1815–1867) zich tot het avontuur liet overhalen. De koning werd bijgestaan door een regent en horden Beierse ambtenaren, militairen, deskundigen en adviseurs om het land een beetje op poten te zetten. Veel neo-klassieke gebouwen in Athene dateren uit de tijd van koning Otto. In Beieren overigens ook; het Europese enthousiasme voor de klassieke Oudheid was op zijn hoogtepunt. Privé werd de koning bijgestaan door Amalia, hertogin von Oldenburg (1818-1875), die hij in 1836 huwde. Ze konden thuis dus Duits spreken, maar converseerden tot op hoge leeftijd met elkaar enkele uren per dag in het Grieks.
Voor het koninklijk paar was het maar moeilijk wennen in Athene. De Grieken hadden, niet ten onrechte, het gevoel dat de Turcocratie nu vervangen was door een Bavarocratie. Otto meende een betere toegang tot zijn land te krijgen door het Grieksε nationalisme te omhelzen, met in zijn achterhoofd natuurlijk de inlijving van alle Griekssprekende delen van het Ottomaanse Rijk, maar dat hielp niet echt. Hoewel Otto officieel hoofd van de Grieks-Orthodoxe staatskerk was, weigerde hij zich daartoe te bekeren. Het leek iets beter te gaan toen er in 1844 een grondwet kwam, en Beierse ministers door Grieken werden vervangen. Toch werd de koning in 1862 verjaagd; hij bracht zijn laatste jaren door in Bamberg.
Hertogin Sophie keerde na haar scheiding in 1831 Parijs voorgoed de rug toe, verbleef nog een tijdje in Florence en vestigde zich toen met haar dochter in Athene, waar zij tot haar dood zou blijven. Toen zij daar aankwam was zij meer dan welkom. De koning zal blij geweest zijn met wat aanspraak op niveau; verder was er maar weinig adel en zeker geen hertogin, en ieder geval kon koningin Amalia zich verheugen over een nieuwe vriendin. De dames hebben samen de Biedermeier-mode in Griekenland geïntroduceerd, wat natuurlijk hoog nodig was.2 De koningin ontwierp ook de uniformen voor de evzonen, u weet wel, de elitesoldaten met die korte rokjes en lange witte kousen met kuitkwasten. Zou Sophie daar ook nog een aandeel in hebben gehad? Al spoedig was de hertogin het middelpunt van het sociale leven. Zij liet haar Villa Ilissia niet ver van het koninklijk paleis neerzetten en organiseerde symposia en culturele activiteiten. Haar ervaring als hofdame in Parijs kwam daarbij natuurlijk goed van pas. Maar zij deed niet alleen maar deftige dingen: ze bevorderde ook het onderwijs en kocht land bij Pendeli, ten Noorden van Athene, waar ze landbouw liet beoefenen en ook verscheidene bouwprojecten liet uitvoeren. Daar kreeg ze te maken met bandieten en ze zou zelfs een relatie hebben gehad met een roverhoofdman—of was dat laster? Zij is wel een tijdje door bandieten ontvoerd geweest en pas na betaling van losgeld vrijgelaten. Alweer een interessant hoofdstuk voor de nog te schrijven biografie.
De hertogin bekeerde zich niet tot het orthodoxe geloof, maar tot het Jodendom. Hoe dat zo? Weer iets wat we niet weten. Ze financierde ook een synagoge in Chalkida.
Tot haar bouwprojecten ten noorden van Athene behoorde een heus kasteel, dat echter kort voor de voltooiing in brand vloog. De stoffelijke resten van haar op een reis naar Beiroet(!) gestorven dochter, die in een crypte op sterk water werden bewaard, gingen daarbij verloren. Sedertdien trok de hertogin zich terug uit het openbare leven en had alleen nog contact met een hofdame van de koningin. Nog enige stille jaren volgden, tot zij in 1854 overleed. Haar erfgenaam, een neef, verkocht al haar goederen aan de Griekse staat. Zij werd in haar toren in Pendeli bijgezet.
Een vrouw die best een biografie waard is, maar ik kon er geen vinden. In de winter van 2010–2011 was er in het Ilissia-paleis een tentoonstelling getiteld, ‘The Duchess of Plaisance: The History Behind the Myth’. Daartoe moet haar leven dus bestudeerd zijn geweest, maar ik heb geen toegang tot de resultaten. Behalve dan een leuk fragment uit het dagboek van de Deense Christiane Lüth, die in Griekenland woonde, en wier dagboek een belangrijke bron is over het leven in Griekenland onder Koning Otto. Zij werd in 1842 de buurvouw van de hertogin. Haar tekst is in het Deens, maar moet op de een of andere manier voor die tentoonstelling in het Engels vertaald zijn.
‘On one side of us lived the French duchess de Plaisance, an eccentric lady, rich, divorced from her husband and neither Jew nor Christian. She had created her own faith, which she had printed in French and handed out to people. We were also given a copy. She had but one daughter, who died, when she was sixteen, and the mother placed her remains in alcohol in a great glass jar which she placed in a room of her basement, which she visited in order to remember her daughter. […] Some years later the duchess’ house caught fire and she visited one neighbour after another and asked them passionately to save the corpse in exchange for a great reward, but no one wished to venture down there, so it was burnt. She had six big white furry dogs, who accompanied her everywhere, also when she went driving, some of them in her back seat and the rest following behind. She was always dressed in white, draped in a big shawl, from which her pale yellow face and her big black eyes peered out. It was foretold that she would die after having finished building a house, and she therefore left those she built unfinished. […] She never gave to beggars: “Je suis généreux (zo!), mais je ne donne pas des aumônes,” she said.’
NOOT
1. Hij was dus degene die de gemeenten Made en Drimmelen verenigde; Emigrant berichtte.
2. Een door de koningin ontworpen japon, naar haar amalía genoemd, werd zoiets als de nationale dameskleding in de negentiende eeuw. Nog altijd treden er bij nationale feestelijkheden in Griekenland meisjes op, die gekleed zijn in zo’n amalía. Zie hier (Grieks).
BIBLIOGRAFIE
– Richard Clogg, A Concise History of Greece, Cambridge 1992.
– Florence Codman, Fitful Rebel. Sophie de Marbois, Duchesse de Plaisance, Arts et Metiers Graphiques, 1965. NIET GEZIEN!
– Christiane Lüth, Fra Fredensborg til Athen: Fragment af en Kvindes Liv, Kopenhagen (Gyldendalske) 1926. Online ter beschikking, maar NIET GELEZEN, want in het Deens.
.

De Villa Ilissia in Athene, nu het Byzantijns Museum

Opgeslagen onder Europa, Geschiedschrijving, Griekenland, Niks
Odessa
Dit blogde ik op 3 mei 2014:
Dat had ik al gedacht, dat Odessa het tweede volksfront zou worden: 85% van de bevolking is Russischtalig. Of die fik in dat vakbondsgebouw ook de bedoeling was weet ik niet, maar hij komt P. zeer gelegen, hij verleent wat allure aan de acties. Die streek sluit mooi aan bij het pro-Russische Transnistrië en de westelijke lap van de provincie Odessa, de Budžak, waar overwegend Bulgaren en orthodox-christelijke Turken (Gagaoezen) wonen, die ook graag bij Rusland willen. Moldavië komt dan wel erg ongelukkig te liggen; daar wonen nog meer Gagaoezen die bij Rusland willen.
Hij moet opschieten: op 11 mei staan zijn referenda in Oost-Oekraïne gepland, en op 25 mei mag het hele land niet meer bestaan, of moet het althans zo kapot zijn dat de verkiezingen niet kunnen plaatsvinden. Hij houdt niet van verkiezingen, onze Wlad.
Het Wereld Natuur Fonds mag best nog een miljard of twee in die ruïne laten zakken; die neemt hij ook graag.
Heldenmoed en heldendood
Stel je bent een succesvolle Russische soldaat ergens uit Achter-Siberië. Je moest in het leger, de opleiding was hard maar je kon het aan, het eten was niet te vreten en je mist je thuis. Ineens ben je in een vreemd land, duizenden kilometers verderop en je krijgt bevel een stadje kapot te schieten. Raar werk, maar het gaat wel goed van boem! met de tanks en de raketten, dat is toch wel spannend, moet je zien hoe die gebouwen in elkaar zakken! En af en toe schiet je met je handwapen op wat van die poppetjes die nog bewegen op straat, het lijkt wel een computerspelletje. Echt vreemd allemaal, maar als winnaar krijg je een flinke premie. Bovendien heb je al een echte Stihl kettingzaag gescoord, handig voor thuis in de taiga, en een smartphone en een voorwerp waarvan je nog niet weet wat het is.
Of je bent een verliezende Russische soldaat. Die Oekraïners zijn sterker dan iedereen dacht, je maten vallen bij bosjes dood om en zelf word je krijgsgevangen genomen. De behandeling is ruw, maar uiteindelijk toch niet anders dan in je eenheid, je krijgt te eten en er komt zelfs een dokter naar je kijken! Vooral fijn is de rust: dat geschiet en die angst zijn nu van de baan. Wat je nog niet weet is dat je later thuis wordt omgebracht, of als je fit bent als dwangarbeider naar een werkkamp in Kamsjatka wordt versleept. Je weet te veel, je hebt te veel gezien.
Of je bent een Oekraïense soldaat, die het tot nu toe heeft gered. Eigenlijk ben je helemaal geen soldaat, maar nu moet je vechten voor je leven, er zit niets anders op. En voor je vrouw en kind, die nu in Polen zijn, en voor je vaderland. Maar dat bevleugelt, evenals de kameraadschap met je maten, en de berichten over overwinningen hier en daar. Iedere dag trainen en af en toe een actie tegen de Russen. Je wordt een ander mens en weet: als zij winnen is alles voorbij. Je leeft, je wordt elke dag een betere soldaat en bent bereid te sterven als dat zou moeten. Wie de vrijheid al eens heeft geproefd wil liever sterven dan als Untermensch leven onder Poetin.
Of je bent een Oekraïense soldaat met pech. Veel van je maten om je heen zijn neergeschoten, jij bent krijgsgevangen genomen. Dat is verschrikkelijk: je wordt mishandeld, gefolterd, naar Rusland versleept, eerst in een kamp, er wordt gefluisterd dat het daarna naar Oost-Siberië gaat, waar arbeidskrachten benodigd zijn.
Dezer dagen moet ik veel denken aan de helden uit de oude Arabische poëzie. In het zesde-eeuwse Arabië was het voortdurend oorlog, zij het op heel kleine schaal. Die oude strijders waren bereid te vechten tot de dood, ja dat deden ze zelfs graag, als je de gedichten mag geloven. Je las nooit over angst of over vluchtpogingen, maar ja, die poëzie was een heel ander medium dan West-Europese televisiejournaals. Toch was er wel wat van aan, dat verlangen naar de dood, dat tot het heldenleven behoorde. Om te beginnen waren de oorlogen toen anders dan nu. Niks computerspelletjes; alle gevechten op korte afstand, zelfs als er lansen of pijlen werden ingezet, en heel vaak lijf aan lijf met het zwaard. En wat vooral anders was, was het ontbreken van medische zorg. Als je zwaar gewond was, bloedde je ter plekke dood, onder helse pijnen. Als je lichter gewond was stierf je mogelijk na drie dagen alsnog, omdat er niets te doen was tegen de infectie in je wond. En als er een arm of been geamputeerd was leek het even of je overleefd had, maar eigenlijk was dat geen leven. Aan de bedelstaf, als een anti-held, altijd afhankelijk van of iemand je een hap eten toewierp. Je ‘eigen mensen’ vielen daarbij zwaar tegen. Als je niet gewond was werd je tot slaaf gemaakt. Maar dat was ook geen leven. Nee, winnen moest je: als buit een kameel, een wapenrusting en een slaaf meenemen en thuis de bewondering van de vrouwen en je stamgenoten genieten. Het allerbeste alternatief voor winnen was de dood, nog tijdens het gevecht. Dan werd je in ieder geval in eervolle herinnering gehouden, als held.
Rotmoffen
Nederland is vijf jaar lang door Duitsers bezet geweest. Die Duitsers waren ‘de Moffen,’ resp. ‘die Rotmoffen’ en dat bleven ze nog heel lang na 1945. Mensen die pas jaren later in een kinderwagen werden rondgereden eisten op hoge toon ‘hun fiets terug’ en bij de hereniging van Duitsland was er weer de vrees voor een sterk Duitsland. Natuurlijk werd de anti-Duitse stemming wel steeds zwakker. Naar mijn gevoel is die definitief ten grave gedragen tijdens de wereldkampioenschappen voetbal in 2006. Er waren toen 45.000 Nederlandse fans in Duitsland, ik heb er in Frankfort meegemaakt, die tot hun verrassing ontdekten dat Duitsland een aangenaam en prettig ingericht land is. Maar al met al heeft de bezetting nog een halve eeuw de stemming beïnvloed.
Iets dergelijks dreigt nu te gebeuren met ‘de Russen’. Hoe Oekraïners over hen denken weet ik niet. Tot nu toe werd er, naar ik meen te begrijpen, nauwelijks verschil gevoeld tussen de beide volkeren. Of dat zo blijft is af te wachten. Maar dat is hun zaak. Hier hebben we te maken met een steeds vollediger wordende loskoppeling van Rusland op alle fronten: concerns, firma’s, banken, vliegverbindingen en verenigingen. Dat is nu waarschijnlijk nuttig, maar niet zó nuttig als de dappere bandendoorsnijders misschien denken. Uit Iran weten we dat een door sancties getroffen land na een tijdje zijn eigen sluipwegen zoekt en vindt, het Westen voor vele dingen niet meer nodig heeft en voor allerlei goederen en diensten ook heel goed in China terecht kan. Daarmee benadeelt het Westen dus zich zelf; evenals met de dramatisch stijgende broodprijzen als de tarwe uit Rusland en Oekraïne niet meer komt. En de sancties moeten ook niet te lang duren: stel dat het systeem Poetin op een dag instort, dan komt er een ander Rusland en zitten we met overal doorgesneden verbindingen. Dan merken BP en Shell dat een Chinees concern hun plek heeft ingenomen.
Heel onaangenaam is ook dat de sterke anti-Poetin-gevoelens kunnen evolueren tot algemene Russenhaat, terwijl de meeste Russen Poetin ook haten en zich doodschamen voor die rotoorlog. De eerste tekenen van Russenhaat zijn er al. Twee grote Duitse supermarktketens hebben aangekondigd, alle Russische producten uit hun schappen te zullen verwijderen. Inderdaad hebben veel supermarkten een paar schappen met zulke producten, ten behoeve van de hier woonachtige ‘Rusland-Duitsers’. Schuldige goederen als wodka, potjes borschtsch en blikjes sprotten, koekjes en snoepjes uit het grote rijk van de duivel, het meeste een beetje aan de goedkope kant. Deze artikelen worden vrijwel allemaal in Duitsland gefabriceerd, misschien wel door een Russisch bedrijf, dat hier dan ergens een dochteronderneming heeft. Eetbare producten direct uit Rusland komen hier nauwelijks binnen, omdat ze niet voldoen aan de strenge consumentenregels van de EU. Deze actie van de supermarkten houd ik voor dwaze stemmingmakerij, die voor de oorlogvoering geen enkele waarde heeft, maar de kloof nodeloos verbreedt. Zo worden er nieuwe ‘rotmoffen’ geschapen.
Naschrift: Zelfs de ‘Russischer Zupfkuchen’ moet voortaan alleen Zupfkuchen heten. Dat gaat helemaal de verkeerde kant op.