Categorie archief: Universiteit

Mini-herinneringen: miljardairs in Marburg

In 2009 verkeerde ik een dag in de nabijheid van een Arabische miljardair, ik weet niet meer uit welk land. Zijn bedoeling was te kijken of wij, samen met de farmaceuten, door hem gefinancierd onderzoek konden doen over middeleeuwse Arabische samengestelde recepten tegen kanker. De man bezat twee farmaceutische fabrieken in Zwitserland en verwachtte daarmee te kunnen scoren. Er is niets van terecht gekomen, maar zijn bezoek gaf mij gelegenheid te zien hoe een miljardair leeft. Secretaris, limousine, vijfsterrenhotel, dat geloof ik allemaal wel, maar het interessante was vooral te zien hoe slaafs en kwijlend van begeerte iedereen met hem omging. En dat waarschijnlijk dag in dag uit; het leven van een miljardair moet stomvervelend zijn.

Een paar jaar later kwam er een hele delegatie uit Qatar. Er zou gekeken worden of het onderzoek over de islam door Qatar gefinancierd kon worden Ik was daar erg op tegen en vond het oliedom: alsof zulk onderzoek nog mogelijk zou zijn als het door een streng islamitisch land gefinancierd werd. Maar ook hier gekwijl bij de gedachte aan geld. Eventueel was ik bereid geweest de zaak zachtjes te saboteren, maar dat hoefde niet, want die saboteerde gelukkig zichzelf. De universiteit had de fout gemaakt deze mensen onder te brengen in een keurig drie- of viersterren-hotel, terwijl zij natuurlijk op zijn minst vijf sterren gewend zijn. De klacht werd gehoord dat het hotel geen airconditioning had. Nee, in ons milde klimaat was dat ook nergens voor nodig, maar Qatarezen zijn nu eenmaal gewend dat ze zonder airco het loodje leggen. Een universiteit heeft geen budget voor bezoekers in vijfsterrenhotels; maar in dit geval hadden ze een uitzondering moeten maken. Een klein visje uitgooien om een grote te vangen; zoiets. 

Een tweede incident was het bezoek aan het historische raadhuis, waar ze door burgemeester en wethouders ontvangen werden. Hun vliegtuig was te laat, zodat ze net de tijd hadden gehad hun koffer in dat hotel neer te zetten en dan naar het raadhuis te snellen, dat er vlak bij is. Daar wachtte hen onbedoeld een vervreemdende ervaring; mij zelf overigens ook, want ik was nog nooit in die historische zaal geweest. Er hing een enorm schilderij, voorstellende een trap der leeftijden, in het midden waarvan een schaars geklede, struise blonde vrouw haar baby de borst zat te geven. Verder stapten er wat naakte kinderen en een naakte man in rond. Mijn eerste gedachte was: een Nazi-verheerlijking van het blonde Duitse lichaam en de vrouw als moeder; waarom hebben ze dat ding nooit weggehaald? Van een speechende wethouder hoorde ik echter hoe het zat: het was een schilderij van de hier welbekende Carl Bantzer en het was kort vóór 1933 geschonken door een joodse mecenas. Daarom kon het dus niet verwijderd worden. De wethouder was zo vriendelijk dit de bezoekers even uit te leggen. Stel u eens voor: een groepje Qatarezen, vers uit het vliegtuig, dat hiermee geconfronteerd werd. Een cultuurschok van de eerste orde. Porno, joodse smeerlapperij, zullen ze hebben gedacht; waarom moeten wij dit zien?

Wel werd na afloop van de ontvangst een heerlijke maaltijd geserveerd: het allerlekkerste buffet dat ik ooit in Marburg heb genoten, van een caterer helemaal uit Kassel, met veel lamsvlees. Maar dat vermocht de twee slechte indrukken niet uit te wissen en het is nooit wat geworden met die financiering uit Qatar. Voor mij een opluchting!

1 reactie

Opgeslagen onder Islam, Joden Joods joods, Marburg, Nabije Oosten, Universiteit

Behoren tot

Al enkele malen heb ik gemeld dat allerlei faciliteiten in de universiteitsbibliotheek mij ontzegd blijven omdat ik ‘niet tot de universiteit behoor.’ Nu sprak ik hierover met iemand, een hoogleraar nog wel, die mij een interessant advies gaf: schrijf je in als student, geeft niet waarin! Dat is in Duitsland gratis en dan behoor je weer tot de universiteit. Naar mijn gevoel is dat bedrog, maar hij zei, nee, daar is niets op aan te merken. Er zat een mevrouw van het Prüfungsamt bij en die sputterde niet tegen. Ik moet er eens over nadenken.

Een reactie plaatsen

Opgeslagen onder Universiteit

Godgeleerdheid in Marburg

Voor het kerstconcert van het grote koor waar ik ook in zing is een location gevonden. Het is de grote hal van de Evangelische Hogeschool Tabor, bovenop de heuvelrug schuin achter mijn woning. Een echte halleluja-garage (dixit Daniel), verwarmd en wel. De naam Tabor is natuurlijk ontleend aan de berg Tabor in Palestina, waar volgens een oude overlevering de transfiguratie des Heren plaatsvond.

Ik wist wel dat daar evangelische (evangelical) christenen zitten, maar dat ze een echte hogeschool hebben, die tot academisch erkende titels opleidt, wist ik niet. Dat betekent dat je op drie manieren theologie kunt studeren in Marburg. Aan de universiteit heb je de eerbiedwaardige evangelische (protestantse) theologie, in 1527 de reden om deze universiteit te stichten, en sinds 1963 de riant behuisde katholieke theologie, een vestiging van het bisdom Fulda. Beide zijn royaal voorzien van hoogleraren, ruimten, bibliotheken enzovoort, maar niet zo zeer van studenten. Geeft niet, want ze worden betaald uit de kerkbelasting, en de katholieken misschien ook nog vanuit het bisdom. Aan de universiteit is het onderwijs gratis.

Op de hogeschool in Tabor kost het bijna € 1000 per semester, maar daar vind je dan ook het ware geloof en de christelijke blij-hij-heidschap! Jubelchristendom op zijn Amerikaans. Aan een universiteit is immers nog altijd verdacht veel wetenschap te vinden.

Een reactie plaatsen

Opgeslagen onder Godsdienst, Marburg, Universiteit, Zingen

Sluipwegen der wetenschap

Het zag er niet goed uit toen ik een artikel uit het Tijdschrift voor Rechtsgeschiedenis wilde raadplegen. Want als zoveel eerbiedwaardige wetenschappelijke tijdschriften is ook dit opgekocht door een grote uitgeverij, die er heel veel geld aan wil verdienen. Dat heeft tot gevolg dat ik het niet via de UB Marburg kan raadplegen, want daar is het alleen toegankelijk voor mensen die tot de universiteit behoren (Emigrant berichtte) en niet voor mensen die daar ooit toe behoord hebben.

Maar in vele gevallen is er uitkomst. Dikwijls heeft de auteur, die natuurlijk graag gelezen wil worden, zijn artikel of boek zelf ergens online geplaatst, wat misschien illegaal is. Of een website van belanghebbenden heeft dat gedaan. Bovenbedoeld artikel vond ik op een Pakistaanse webpagina; vaak zijn het Iraanse. Dat is begrijpelijk, want Iran is door allerlei sancties afgesneden van de rest van de wereld, dus heeft zelf heel vlijtig gewerkt aan het publiceren van illegale kopieën. Iran heeft natuurlijk lak aan copyright, en Pakistan blijkbaar ook. Zo is het vaak toch nog mogelijk een artikel in enkele seconden op je scherm te krijgen, maar het lukt niet altijd.

Een andere mogelijkheid is een vriend of collega uit de buurt, die wél toegang heeft tot de online vleespotten van de bibliotheken, te vragen een artikel voor jou te downloaden. Maar dat doe je één, misschien twee keer, want het is een karweitje, en je wilt iemand daarmee niet belasten. Er zijn echter ook collega’s wereldwijd die zich hebben verenigd in bepaalde vakfora, op Facebook bij voorbeeld, en daar kun je dan verzoekjes plaatsen als: ‘Heeft misschien iemand een pdf. van …?’. Vaak werkt dat binnen een dag.

Een reactie plaatsen

Opgeslagen onder Media Medien, Universiteit

Einde uni?

Ooit was ik docent aan een universiteit; weliswaar niet in Moderne Geschiedenis, maar ik meen daar toch genoeg van te begrijpen om het antwoord op onderstaande tentamenvraag te kunnen beoordelen:

Why did Germany lose the First World War?

There is no one answer to this question as there were many factors that contributed to Germany’s defeat in the First World War. Some of the reasons that have been suggested include the following:

  • The economic blockade imposed on Germany by the Allies prevented the country from accessing vital resources and supplies, which put them at a disadvantage.
  • Germany was fighting a two-front war against both the Allies in the west and the Russians in the east, which stretched the resources thin.
  • The United States entered the war in 1917 on the side of the Allies, providing them with much-needed manpower and supplies.
  • The German army was ultimately defeated on the Western Front by the combined forces of the Allies.

Ik zou wel blij zijn met een student die zo’n antwoord gaf; die verdient een hoog cijfer. Eén, twee fouten in het Engels, maar veel beter dan hoe studenten tegenwoordig schrijven. De inhoud is verheugend beknopt en toch veelzijdig. Er worden maar liefst vier redenen genoemd. Er zijn er misschien meer, maar er wordt niet beweerd dat dit uitputtend is, of dat het allemaal waar is. Dit overzichtje is zeker genoeg voor een negen of zelfs een tien.

Maar waar is de student die ik kan verblijden met dit hoge cijfer? Die bestaat niet, want het bovenstaande antwoord is geschreven door een algoritme.

Toen ik nog aan de universiteit werkte begonnen studenten juist met het plagiëren van teksten uit het internet. Nu hoeven ze dat blijkbaar niet eens meer zelf te doen: een algoritme duikt in alles wat er over een bepaald onderwerp geschreven is, vat dat keurig samen en houdt beschaafdheidshalve nog een slag om de arm. Of nou ja: duikt in bijna alles. U kunt zich wel voorstellen hoe een Chinese algoritme te werk zal gaan als er bij voorbeeld gevraagd wordt waarom het geboortecijfer onder de Oeigoerse bevolking de laatste jaren zo is gedaald. Maar ook zonder zulk leugenachtig gedoe is het al erg genoeg. Studenten hoeven dus niets meer zelf te weten of te begrijpen, hoeven zich door lezen geen kennis meer te verwerven. Dat komt mooi uit, want ze houden toch al niet van lezen.

Als er in de toekomst nog iets van een universiteit bestaat zullen daar heel andere dingen worden gedaan dan ‘in mijn tijd’. Wat precies kan ik me niet eens voorstellen. Gelukkig maar, want ik ben er intussen al tien jaar weg.

Het bovenstaande heb ik gevonden bij de historicus Charles West.

Een reactie plaatsen

Opgeslagen onder Universiteit

Affiliatie

Affiliatie wil zeggen dat je ergens bij hoort; in het geval van wetenschappers dat je bij een bepaalde universiteit hoort. Je kunt dan gebruik maken van de faciliteiten die een universiteit biedt: werkruimte, bibliotheek, dienstpost, digitale communicatiemiddelen, laboratorium, terwijl je anderzijds bij een publicatie achter je naam vermeldt: University of So-and-so. Als je je aanmeldt voor een congres of een publicatie inlevert moet je altijd je affiliatie vermelden. Zo weten de collega’s wereldwijd waar je zit en pikt de universiteit een welverdiend graantje mee van jouw roem; je helpt mee je universiteit op de kaart te zetten en in aller mond te laten zijn. 

Maar hoe zit het dan met geleerden die geen affiliatie hebben, die niet aan een universiteit verbonden zijn? Een bekend Nederlands voorbeeld daarvan is de historicus Jona Lendering. Een echte en actieve geleerde, die echter steeds minder toegang krijgt tot de hulpmiddelen die hij voor zijn vak nodig heeft en voor deze problematiek regelmatig aandacht vraagt.

Ik hoorde altijd wel bij een universiteit: Leiden, Amsterdam VU, Frankfort, Marburg, en kon dus genieten van alle faciliteiten. Maar sinds mijn pensionering hoor ik nergens meer bij. Mijn pensioen komt niet van de universiteit, maar van de deelstaat Hessen, en de universiteit hier ter stede heeft niets met mij te maken. Aanvankelijk liep dat niet zo’n vaart: ik kende nog de wegen en kreeg veel gedaan via oud-collega’s, die zo nodig even hielpen met de toegang hier of daar. Ik had en heb ook nog altijd mijn email adres: ….@staff.uni-marburg.de en schreef nog braaf ‘University of Marburg’ als mijn affiliatie gevraagd werd, aldus bijdragend tot de naamsbekendheid en roem dezer illustere instelling. 

Dat e-mail-adres moet ieder jaar verlengd worden; dat heb ik juist weer gedaan. Op voorspraak van een goede vriendin in mijn oude instituut heb ik die verlenging weer gekregen, maar er zat een onaangename mededeling bij. Omdat ik niet in enig dienstverband sta met de universiteit kan ik wel nog het e-mail-adres gebruiken, maar verder niets: geen VPN, geen Shibboleth. Kortom: de faciliteiten van de universiteitsbibliotheek niet. Eigenlijk was dit al een tijdje zo, maar de universiteit vond het nodig, nu eens duidelijk te zeggen dat ik er niet meer bij hoor.

VPN bood tot voor kort nog de mogelijkheid, vanuit huis toegang te krijgen tot publicaties in de UB. Voortaan moeten oude geleerden dus in persoon (met wandelstok, rollator enz.) naar de UB. En dan krijgen ze géén Shibboleth: dat is het toverwoord waarmee toegang wordt verkregen tot alle digitale publicaties en dat alleen verkrijgbaar is als je een universiteits-account hebt—‘erbij hoort’ dus. Zulke publicaties worden steeds talrijker: veel nieuwe boeken worden tegenwoordig niet eens meer in boekvorm aangekocht, maar alleen als pdf-bestand. En de wetenschappelijke tijdschriften, waarvan de jaargangen vroeger zo gezellig in de rij op een plank stonden, zijn opgekocht door grote uitgeverijen, die ze gedigitaliseerd hebben en zeer gemakkelijk en gratis beschikbaar hebben gemaakt voor mensen met VPN en Shibboleth, maar absurd duur voor mensen die dat niet hebben: € 35 per artikel is geen uitzondering, of je mag het bij voorbeeld maar een week lezen. Je moet dus vrienden hebben, die die toegang wel hebben, of je aansluiten bij een forum van lotgenoten in Facebook, waarin dialoogjes plaats vinden als: ‘Wie heeft er een pdf van …?’ – ‘Ja, ik; ik zal het je toesturen’.

Zo worden oude geleerden haast gedwongen, rozen te gaan kweken of een andere branchevreemde activiteit te beginnen. Het is contra-productief. Geleerden mét dienstverband komen vaak helemaal niet aan onderzoek toe, want behalve onderwijs geven moeten ze naar vergaderingen, nieuwe studieregelingen bedenken, vijfentwintig proefschriften doorlezen, zich laten evalueren, en het ergste van al: subsidieaanvragen opstellen voor nieuwe onderzoeksprojecten. Dikwijls is het juist pas ná de pensionering dat iemand eens rustig aan wat groter onderzoek kan gaan zitten, en dat wordt nu verhinderd. De universiteit zal dus ook niet meer trots worden vermeld op de titelpagina. Ik kan me zelfs een Voorwoord bij een boek voorstellen, waarin volgens de traditie iedereen wordt bedankt die meegeholpen heeft, maar de universiteit op sarcastische toon wordt bedankt voor alle hindernissen die zij heeft opgeworpen.

Zijn het dan werkelijk zulke rotzakken bij de universiteiten? Ten dele inderdaad, maar het zijn vooral gewillige volstrekkers. De grootste boosdoeners zijn de beursgenoteerde, wereldwijd actieve wetenschappelijke uitgeverijen, die zich van steeds meer wetenschappelijke publicaties meester maken en daar dik aan verdienen. Hun grondstof, de publicaties, verkrijgen zij in principe gratis, want die worden betaald met het inkomen van de auteur, en met diens hartenbloed. Hun voornaamste verdienste is hun voortreffelijke distributieapparaat. Dat is inderdaad indrukwekkend, maar schandelijk overbetaald, en vrijwel onbruikbaar voor mensen die niet aan een universiteit verbonden zijn waarmee zij een wurgcontract hebben afgesloten. De bibliotheken doen wat de uitgeverijen zeggen, en die denken alleen aan hun aandeelhouders en aan winstmaximalisatie. Tel uit je winst.

1 reactie

Opgeslagen onder Universiteit

Mini-herinnering: de werkkamer

In Marburg is op het ogenblik een interessante en aardige jonge wetenschapper, verbonden aan het instituut waar ik gewerkt heb. We kenden elkaar al van correspondentie, want onze onderzoeksonderwerpen liggen dicht bij elkaar. Maar nu is er natuurlijk de gelegenheid elkaar in het echt te zien. Voor de kerst heb ik hem voor het eerst bezocht, en toen bleek dat hij de werkkamer had gekregen die tot 2012 de mijne was geweest. Dat was een vreemde gewaarwording: alles was er nog, de meubels, de poster die ik aan de wand had gehangen en het Duitse telefoonalfabet dat ik op een poot van het bureau had geplakt. Gisteren zat ik er weer, en toen vertelde F. dat er in de kast nog een enorme stapel scripties en tentamens lag ‘uit mijn tijd’. Ik herinnerde mij: die had ik indertijd achtergelaten omdat die dingen een bepaalde tijd bewaard moesten blijven. Maar die tijd was ruimschoots verstreken en nu konden ze wel weg. F. kon de vrijkomende kastruimte goed gebruiken. Bij het uitmesten heb ik enkele blikken op die papieren geworpen en ziedaar, de hele periode herleefde. De studenten, de onderwerpen, de tentamenvragen die ik nu zelf waarschijnlijk niet meer zou kunnen beantwoorden: alles kwam weer boven. Een unieke gelegenheid tot graven in de eigen autobiografie, die ik echter niet wilde aangrijpen. Nee, in die enkele ogenblikken werd er al genoeg omhoog gewoeld. De boel kan dus in de papiercontainer; alleen de mooie mappen waarin de scripties vaak werden aangeleverd zijn nog waardevol om te bewaren.

De dikste scriptie heb ik wat langer bekeken. Dat was een afstudeerscriptie, die dus in een zitting te verdedigen was geweest; ongeveer zoals een proefschrift, maar dan bescheidener. Het was een heel behoorlijk werkstuk; des te schrijnender dat de studente het nodig had gevonden haar verleidingskunsten in stelling te brengen. Je had van die studentes, die zich extra optutten voor iedere werkbespreking. Zo ook M., met wie er meerderde werkbesprekingen waren geweest: altijd een tikje onzakelijk om het zo maar te zeggen. Ik liet dan de deur open. Bij de uiteindelijke verdediging had zij extra haar best gedaan. Een flinke plens parfum en een fraaie zijden blouse. Maar die was blijkbaar al niet nieuw meer en M. was in de loop der tijd toch iets aangekomen, zodat het ding erg strak zat, té strak eigenlijk. De totale indruk was dus niet zo fantastisch en ging mede nach hinten los omdat de rol van bijzitter werd vervuld door een wat oudere hoogleraar, een vrouw met een knotje en een degelijk mantelpak. Die liet middels haar gelaatsuitdrukking haar misprijzen duidelijk blijken. Na de zitting hebben we er samen om gegrinnikt. Maar de kandidate was geslaagd hoor, met een goed cijfer.

Een reactie plaatsen

Opgeslagen onder Studenten, Universiteit

Mini-herinnering: slim blondje

Arabisch leren was vroeger niet gemakkelijk. Nog steeds niet, maar de laatste jaren is er veel verbeterd: betere leerboeken, audiovisuele hulpmiddelen en pedagogisch getrainde docenten. Toen ik de taal onderwees verdwenen er na de eerste weken altijd veel studenten, omdat zij inzagen dat het toch niets zou worden. Er waren echter ook studenten, wien de stof zomaar kwam aanvliegen. Zo waren er eens twee studenten natuurkunde, die Arabisch er even bij kwamen doen, niet omdat het ze interesseerde, zoals zij eerlijk zeiden, maar omdat ze wel eens ervaring wilden opdoen met een heel ingewikkeld systeem, dat anders was dan wat ze gewend waren. Ze kregen het snel en goed onder de knie en toen verdwenen ze weer, want wat er in die taal geschreven was interesseerde ze inderdaad niet. Ook mijn pogingen om hun belangstelling te wekken voor de geschiedenis van de natuurkunde, die in voorbije eeuwen immers in het Arabisch plaatsvond, waren vergeefs.

Maar waar blijft nu dat blondje, vroeg u zich al af. Ook zij was een studente van mij. Blond en ontzettend mooi volgens de standaardopvattingen, een seksbom uit Hollywood als het ware. Gelukkig was ik zelf niet ontvankelijk voor haar type schoonheid, zodat ik niet in bekoring werd geleid. Zij kwam Arabisch als hoofdvak studeren, maar in zo’n uitgeklede moderne studierichting met een hapje van dit en een vakje van dat. ’s Zomers werkte zij als stewardess bij een luchtvaartmaatschappij. Hoewel ze eruit zag als een ‘dom blondje’ was zij dat niet, integendeel: ze schoot door de stof heen en betoonde zich ook verder heel intelligent. Maar met die studenten natuurkunde had ze gemeen dat ze zich niet voor het vak interesseerde. Ze las alleen met tegenzin de verplichte dingen, en toen ze een scriptie moest schrijven kwam er wel een intelligent stuk uit haar handen, maar ook dat was met lange tanden geschreven. Ik heb meermalen gevraagd waarom ze dan Arabisch wilde doen, maar dan lachte ze maar wat. Ze leed wel merkbaar onder haar schoonheid, want ze werd zowel door mannen als door vrouwen telkens alleen maar als seksbom gezien. Maar heur haar afknippen of in een knotje doen en intellectueel worden, nee dat was ook niets voor haar. Misschien had ze van meet af aan andere plannen. Op een dag vertrok zij naar Egypte. Dat werd altijd aangemoedigd; voor de praktische taalverwerving was het onmisbaar. Ik hield mijn hart vast voor haar: een blonde vrouw in Egypte, dat kon heel lastig worden. Veel Egyptische zakenlieden hadden een Europese, blonde secretaresse; in die kringen was dat een soort statussymbool. Typevaardigheid werd waarschijnlijk nauwelijks verlangd. Deze studente pakte het wel heel doortastend aan: ze was in de kortste keren de maîtresse van een zeer hooggeplaatst persoon. Had ze die al tevoren ontmoet, in een vliegtuig misschien? Ze bleef meer dan een jaar bij hem en leerde heel goed Arabisch, evenals de ins and outs van Egypte. Daarna kwam ze weer terug, de relatie was blijkbaar ten einde. Vervolgens trouwde ze tot ieders verbazing met een soort behanger, terwijl iedereen zich voor haar een prachtige partij had voorgesteld. Misschien was alleen deze man in staat door haar gehate schoonheid heen te zien en tot haar ware wezen door te dringen. Ik verloor haar uit het oog en heb van haar succesvolle studie nooit meer iets vernomen.

Een reactie plaatsen

Opgeslagen onder Kairo, Studenten, Universiteit

Mini-herinnering: vertrek van een directeur

De pensionering sloeg ook voor hem genadeloos toe: de directeur van het instituut werd vijfenzestig en moest dus het veld ruimen. Er was een afscheidsbijeenkomst georganiseerd. De tweede man van het instituut hield een sympathieke speech van een minuut of tien, waarin hij dankbaar herinnerde aan het mooie werk dat de directeur had verricht. Daarop beklom deze zelf het spreekgestoelte. Te verwachten was nu een vriendelijk dankwoord voor die speech geweest, waarderende woorden voor de medewerkers, misschien nog een korte schets van de ontwikkelingsgang van het instituut en een blik op de toekomst, waarna hij dan met een brede glimlach het buffet geopend zou verklaren. Zó hoort dat—maar dat gebeurde niet. In plaats daarvan werd de zaal verduisterd en presenteerde hij een autobiografie in dia’s, sommige al haast verbleekt, waarin zijn prachtige levensloop, zijn reizen en zijn ontmoetingen met Belangrijke Personen centraal stonden. Soms was hij tot tranen toe geroerd door zijn eigen herinneringen. Wat was dat pijnlijk en fout, en het duurde en duurde maar! Minstens drie kwartier, gevoeld veel langer. Zoiets hoort hoogstens door dankbare leerlingen of medewerkers gedaan te worden, het liefst in de vorm van een boek, dat niet iedereen uit hoeft te lezen.

Het was geen slechte directeur geweest. Indertijd had hij zelf het instituut opgericht, tegen de verdrukking in. Hij had eigenlijk maar één fout gemaakt, maar dat was wel een grote: de verkeerde hoogleraar voor islamologie aangesteld. Iemand die meer een historicus is dan een islam-kenner, en daaronder lijdt het instituut tot heden. De andere, betere kandidaat was echter een vrouw, die korte rokjes droeg en rookte. Deze had de meerderheid van de stemmen in de benoemingscommissie, tot de directeur spontaan besloot dat de studentenstemmen toch niet mee zouden tellen. Te vrezen is dat persoonlijke sympathieën hier de doorslag hebben gegeven: ouwe jongens krentenbrood.

Een reactie plaatsen

Opgeslagen onder Marburg, Universiteit

Mini-herinnering: het mooiste werk

Het moet ergens in de hemel geweest zijn, of misschien in de Rotary Club, dat de rector van de Frankfortse universiteit een ontmoeting had met een van de topbankiers waaraan Frankfort zo rijk is. Op zeker ogenblik kwamen de beide heren op het idee iets gezamenlijks te ondernemen, iets met maatschappelijke betrokkenheid en veel publiciteitswaarde. Tenslotte dacht zo’n bank niet alléén maar aan geld verdienen. Er werd besloten tot een conferentie over migratie, een panel met coryfeeën uit binnen en buitenland.

Dit besloten zijnde verloor de rector het project snel uit het oog en liet het aan zijn persönliche Referentin over, het te laten doorsijpelen naar de aarde. Deze probeerde het onder te brengen bij een faculteit of vakgroep, die dan de organisatie op zich moest nemen. Sociale Wetenschappen misschien? Geografie? Maar de een na de ander schoof het van zich af, tot het uiteindelijk belandde bij de oriëntalistiek. Kwamen immers niet veel van die migranten uit de Arabische wereld? Nou dan.

Het project lag een tijdje te beschimmelen op het bureau van mijn chef. Maar toen het duidelijk werd dat de afgesproken datum nu wel erg nabij kwam begon hij pijlsnel allerlei geleerden aan te schrijven en uit te nodigen, terwijl ‘al het andere’ door mij opgeknapt moest worden, en ook in ijltempo natuurlijk. Al het andere: reservering zaal, honoraria, reservering hotels, regeling reiskosten, correspondentie met deelnemers, opstellen programma’s, ontwerpen van flyers — want het moest een grote, in het oog lopende conferentie worden in de grote Casino-zaal van de universiteit —, drukken van de programma’s, bestelling lunch en koffie en thee, alles in overleg met de persönliche Referentin, die een heel plezierige dame bleek te zijn. Minder aangenaam was de dame van de bank, die vooral geïnteresseerd was in de grootte van het logo van de bank, dat overal zou worden afgedrukt. Het kostte enige moeite haar ervan te overtuigen dat een klein logo sjieker is dan een groot.

Kon ik dat dan, een flyer ontwerpen? Natuurlijk niet, maar de dure, ingehuurde vaklui treuzelden en wilden steeds weer opnieuw overleggen en daar was geen tijd meer voor. Tenslotte kwakten we een foto van een gammel Tunesisch bootje op het omslag — wie die aanleverde weet ik niet meer — en het binnenwerk typte ik vol op mijn eigen tekstverwerker in drie kolommen, in een discreet lettertype. De universiteitsdrukkerij vermenigvuldigde het geheel. Het resultaat zag er iets te goedkoop uit, maar het was beter dan niets.

Kortom, een hoop werk; gelukkig was het juist Semesterferien. In het begin was ik nijdig, omdat ik door de traagheid van anderen met deze spoedklus was opgezadeld, maar al spoedig veranderde mijn stemming. Het bleek namelijk het allerleukste werk te zijn dat ik in mijn hele loopbaan heb verricht! Misschien had ik event manager moeten worden. Ik moest bij dit alles wel eens aan mijn vader denken, die een kermis in Soerabaja organiseerde, wat ook bepaald niet zijn eigenlijke werk was.

Een reactie plaatsen

Opgeslagen onder Persoonlijk, Universiteit