Categorie archief: Islam

Mini-herinneringen: miljardairs in Marburg

In 2009 verkeerde ik een dag in de nabijheid van een Arabische miljardair, ik weet niet meer uit welk land. Zijn bedoeling was te kijken of wij, samen met de farmaceuten, door hem gefinancierd onderzoek konden doen over middeleeuwse Arabische samengestelde recepten tegen kanker. De man bezat twee farmaceutische fabrieken in Zwitserland en verwachtte daarmee te kunnen scoren. Er is niets van terecht gekomen, maar zijn bezoek gaf mij gelegenheid te zien hoe een miljardair leeft. Secretaris, limousine, vijfsterrenhotel, dat geloof ik allemaal wel, maar het interessante was vooral te zien hoe slaafs en kwijlend van begeerte iedereen met hem omging. En dat waarschijnlijk dag in dag uit; het leven van een miljardair moet stomvervelend zijn.

Een paar jaar later kwam er een hele delegatie uit Qatar. Er zou gekeken worden of het onderzoek over de islam door Qatar gefinancierd kon worden Ik was daar erg op tegen en vond het oliedom: alsof zulk onderzoek nog mogelijk zou zijn als het door een streng islamitisch land gefinancierd werd. Maar ook hier gekwijl bij de gedachte aan geld. Eventueel was ik bereid geweest de zaak zachtjes te saboteren, maar dat hoefde niet, want die saboteerde gelukkig zichzelf. De universiteit had de fout gemaakt deze mensen onder te brengen in een keurig drie- of viersterren-hotel, terwijl zij natuurlijk op zijn minst vijf sterren gewend zijn. De klacht werd gehoord dat het hotel geen airconditioning had. Nee, in ons milde klimaat was dat ook nergens voor nodig, maar Qatarezen zijn nu eenmaal gewend dat ze zonder airco het loodje leggen. Een universiteit heeft geen budget voor bezoekers in vijfsterrenhotels; maar in dit geval hadden ze een uitzondering moeten maken. Een klein visje uitgooien om een grote te vangen; zoiets. 

Een tweede incident was het bezoek aan het historische raadhuis, waar ze door burgemeester en wethouders ontvangen werden. Hun vliegtuig was te laat, zodat ze net de tijd hadden gehad hun koffer in dat hotel neer te zetten en dan naar het raadhuis te snellen, dat er vlak bij is. Daar wachtte hen onbedoeld een vervreemdende ervaring; mij zelf overigens ook, want ik was nog nooit in die historische zaal geweest. Er hing een enorm schilderij, voorstellende een trap der leeftijden, in het midden waarvan een schaars geklede, struise blonde vrouw haar baby de borst zat te geven. Verder stapten er wat naakte kinderen en een naakte man in rond. Mijn eerste gedachte was: een Nazi-verheerlijking van het blonde Duitse lichaam en de vrouw als moeder; waarom hebben ze dat ding nooit weggehaald? Van een speechende wethouder hoorde ik echter hoe het zat: het was een schilderij van de hier welbekende Carl Bantzer en het was kort vóór 1933 geschonken door een joodse mecenas. Daarom kon het dus niet verwijderd worden. De wethouder was zo vriendelijk dit de bezoekers even uit te leggen. Stel u eens voor: een groepje Qatarezen, vers uit het vliegtuig, dat hiermee geconfronteerd werd. Een cultuurschok van de eerste orde. Porno, joodse smeerlapperij, zullen ze hebben gedacht; waarom moeten wij dit zien?

Wel werd na afloop van de ontvangst een heerlijke maaltijd geserveerd: het allerlekkerste buffet dat ik ooit in Marburg heb genoten, van een caterer helemaal uit Kassel, met veel lamsvlees. Maar dat vermocht de twee slechte indrukken niet uit te wissen en het is nooit wat geworden met die financiering uit Qatar. Voor mij een opluchting!

1 reactie

Opgeslagen onder Islam, Joden Joods joods, Marburg, Nabije Oosten, Universiteit

Hoe erg is Qatar?

Tamelijk erg, zoals iedere nouveau riche-omgeving. Het piepkleine, onbegroeide landje wordt in de eerste plaats bewoond door ongeveer 380.000 Qatarezen, de omhoog gevallen nakomelingen van vissers, slavenhandelaren en piraten, die door olie en sinds 1973 vooral door gas een ongelooflijke smak geld te verdelen hebben. Verder wonen er ongeveer 2.500.000 gastarbeiders, uit Azië, Afrika en Europa. De Qatarezen hoeven dus nauwelijks een poot uit te steken en worden door hun emir royaal in de spulletjes gezet. Onderwijs en zorg zijn er gratis, voor de autochtonen op zeer hoog niveau, al ontbreken belangrijke vakken als filosofie, geschiedenis, literatuur, kunst en godsdienstwetenschap. De secularisatie en ontwahhabisering die in Saoedi-Arabië om zich heen grijpen schijnen Qatar nog niet bereikt te hebben. Maar ja, jaarinkomens van een miljoen of meer halen vaak wel de scherpe kantjes van een geloof af.

De werk- en leefsituatie van de arbeidsmigranten uit lage lonenlanden zijn slecht, ten dele zelfs mensonwaardig. Een voortzetting van de slavernij, die in 1952 werd afgeschaft; met name de toestand van de slaven in de parelvisserij was barbaars geweest. (Heeft er ooit een Europese dame om die reden geweigerd een parelcollier te dragen?) Qatar beschikt, anders dan Nederland, over een slavernijmuseum. Maar als een werkgever zijn personeel niet meer in eigendom heeft ziet hij vaak nog minder reden om er goed voor te zorgen. Om een rapport van de VN uit 2013 te citeren: ‘Bij veel migranten worden op hun arbeidsplaatsen de mensenrechten geschonden; sommigen krijgen hun loon niet, of er wordt minder betaald dan overeengekomen.’ Sindsdien is er wel wat verbeterd, maar de behuizingen, werktijden, arbeidsvoorwaarden en zorg laten voor deze groep nog steeds te wensen over. Niet anders dan in Europa dus, maar daarginds is het nog wat erger. Daarentegen laat men er geen bootvluchtelingen verdrinken — al komt dat vooral doordat die toch al nooit die kant op varen. Democratie bestaat er niet.
Al met al een land zoals 20% der Nederlanders zich zou wensen, behalve dan dat er veel meer vrouwen studeren dan Nazi‘s prettig vinden.

Waren er niet 6500 arbeidsmigranten gestorven bij de bouw van voetbalstadia? Dit aantal is in het leven geroepen door een oud artikel in The Guardian, een doorgaans nette krant, die zich hier toch even door sensatiezucht liet meeslepen. Later corrigeerden ze zich: het ging om het aantal doden onder alle arbeidsmigranten uit Pakistan, Sri Lanka, Nepal, India en Bangladesh over een periode van tien jaar. Maar toen hing dat gruwelgetal al in de lucht en in het Westen pikte men het gretig op. Het is altijd prettig te horen dat anderen slechter zijn dan wij.

Met de vrijheid van meningsuiting is het wat dubbel: enerzijds mag men natuurlijk niets tegen de regering of de islam zeggen—maar wie zou die zegenbrengers willen kritiseren?—, anderzijds stond Qatar altijd open voor mensen die elders niet getolereerd werden. Dat gold voor de Muslim-broeders, de Taliban en voor de bekende mufti Yusuf al-Qaradawi. En sjeik Hamad, de vader van de huidige emir, stichtte en financierde ook de nieuws- en actualiteitenzender Al-Jazeera, de eerste en enige in de Arabische wereld die op professionele wijze aan bijna onpartijdige nieuwsgaring doet—al is het natuurlijk niet de bedoeling dat men de Qatarese overheid kritiseert. 

Homoseksualiteit is in Qatar strafbaar, wat behalve de Nazi‘s iedereen in het Westen heel erg zegt te vinden. Maar wat precies is strafbaar?
Qatarezen zijn Arabieren en Moslims, en hebben dus in principe uit de oude tijd de makkelijke omgang met de gelijkgeslachtelijke liefde geërfd. Volgens de Sharia-geleerden is buitenechtelijk neuken verboden, maar iedereen kon in de praktijk rustig zijn gang gaan, inclusief die geleerden zelf—met soortgenoten makkelijker dan met vrouwen. Wat nooit verboden was waren warme vriendschappen tussen leden van het zelfde geslacht, inclusief handje vasthouden, knuffelen en kussen, en dan nog die ‘seksuele handelingen’ waarover men niet sprak. (Zie over dit onderwerp verder hier.) Maar wat een pech voor de Qatarezen: eerst werd hun land gekoloniseerd door die strenge Wahhabieten en vervolgens nog door de Britten, die er allebei grote brokken moraal achterlieten.
Artikel 296 van het Wetboek van Strafrecht (Wet 11/2004) bepaalt een gevangenisstraf tussen éen en drie jaar voor het aanzetten tot buitenechtelijke seksuele handelingen. (dus niet: geaardheid.) Over die handelingen zelf, die toch wat anders zijn dan het aanzetten tot, vond ik niets, maar u moet het me maar vergeven: ik ben geen jurist, laat staan een kenner van het Qatarese recht. Ik zie nog wel dat volgens artikel 298 de straf voor professionele prostitutie en pooien kan oplopen tot tien jaar.1 Dat is dan het wereldse recht. Voor moslims staat er onder het religieuze Sharia-recht als vanouds de doodstraf op homoseks, maar die wordt nooit toegepast.

Wat het meest ongenietbaar gevonden wordt is homoseksualiteit in westerse stijl: een ‘geaardheid,’ een ‘identiteit,’ alles expliciet maken, een hoop lawaai, vlaggetjes en zo’n holier-than-thou-armband. Verder heerst er natuurlijk klassenjustitie. De Qatarese emir Tamim, die als kroonprins ooit was opgevallen wegens herrie schoppen in een gay bar in Londen, heeft zeker nooit ergens last van gehad. Betrapte gastarbeiders worden het land uitgezet; dito buitenlandse studenten genieten soms de bescherming van hun veelal Amerikaanse universiteit. Hoe de praktijk er in Qatar verder uit ziet weet ik niet, maar in het aangrenzende, strenge Saoedi-Arabië wisten en weten de heren met betrekkelijk gemak aan hun gerief te komen. Ook in Qatar zullen leden van het Herrenvolkje wel wegen weten te vinden om uit de bak te blijven, als ze goede contacten hebben. Tijdens de WK voetbal kunnen er wel wat provocerende fans uit het Westen in regenboogshirts gearresteerd worden. Wie weet worden ze dan in de cel mishandeld, waarmee maar weer eens zou zijn aangetoond wat een erg land dat Qatar is. Zij hun zin.
Dat het erg is leest u bij voorbeeld hier; dat het wel meevalt hier. Duidelijk is wel dat het verontwaardigde geloei van het keurige Westen het de homoseksuelen in Qatar niet makkelijker maakt.

NOOT
1. Art. 296: Whoever commits the following offences shall be punished with imprisonment for a term of no less than one year and no more than three years: 1 – Grooms a female to commit adultery; 2 – Instigates, induces, seduces a female in any way to commit adultery or to frequent a brothel in order to commit debauchery whether inside or outside the country; 3 – Leading, instigating or seducing a male by in any way to commit sodomy or dissipation; 4 – Inducing or seducing a male or a female in any way to commit illegal or immoral actions; 5 – Bringing, exposing or accepting a male or a female for the purpose of sexual exploitation.
Art. 297: Whoever commits any of the offences mentioned in the preceding Article through compulsion, duress or ruse or if the victim is under sixteen of age or the offender is one of the previously mentioned in Article 279 of the present Law, where the offender is assumed to know the real age of the victim, shall be punished with imprisonment for a term up to fifteen years.
Art. 298: Whoever performs adultery or sodomy as a profession or for a living shall be punished with imprisonment for a term up to ten years. The same penalty shall be imposed on any person who exploits another person’s immorality and prostitution.

Een reactie plaatsen

Opgeslagen onder Islam, Media Medien, Nabije Oosten, Ostwestliches, Slavernij

Mini-herinneringen: vrome studenten in Marburg

(zie ook: Mini-herinneringen: vrome studenten in Frankfort)

In Marburg kwam ik te werken in een gloednieuw instituut dat aanvankelijk de ambitie had een centrum voor islamologie te worden. Daar kwam niets van terecht, door een ongelukkige benoeming, en vooral door het besluit van de regering door op een aantal plaatsen in Duitsland centra voor islamitische theologie in te richten, en daartoe behoorde Marburg niet. Een opluchting! Maar de eerste jaren kwamen er wel heel wat islamitische studenten die hoopten bij ons hun geloof te kunnen verdiepen. Dat viel tegen, vooral omdat ik de Inleiding in de Islam verzorgde.

Zo was er een al wat oudere Duitse student, een jaar of 26 zal hij geweest zijn, die zich tot de islam had bekeerd en zeer fanatiek was. Hij zag en sterk en agressief uit, en goed getraind zal hij ook geweest zijn, want hij was eerst politieman geweest. Hij werd de drijvende kracht van de beweging die een gebedsruimte in ons gebouw eiste, wat de autoriteiten afwezen, mede omdat er een eindje verderop in de straat een moskee was. De student in kwestie begon ostentatief te bidden, verrichtte de rituele wassingen in het herentoilet, welks voorzieningen daar niet zo geschikt voor waren, en bad dan op een matje in de gang, schuin met zijn gelaat naar Mekka. Maar niet alleen hij; hij sleepte een groepje mannelijke studenten mee, die de gang bezetten. Voortaan moest ik dus op bepaalde uren naar de WC op de benedenverdieping. En soms verstoorden zij het onderwijs met gemurmureer en dreigend gepraat, waarvan hij de coördinator was. Hij was ineens verdwenen; er werd gefluisterd dat hij voor de heilige oorlog naar Waziristan was vertrokken.

En dan was er nog Rukiyye, een hypervrome Turkse vrouw, helemaal in het zwart. Haar kleding was zichtbaar duur; ik weet niet hoe volledig zwarte doeken die indruk kunnen wekken, maar ze deden het. Rukiyye zag er breekbaar uit en niet in staat tot geweld, maar haar gepraat over de heilige oorlog was zeer krijgshaftig. Ze zou ons het liefst allemaal neerknallen; vooral mij, die immers beter moest weten. 

Haar vond ik eens terug in mijn college over de Profetenverhalen. We zouden de teksten over Abrahams offer behandelen. Er kwamen maar twee studenten op af—wat niet ongewoon was in mijn vak. Dat waren zij en een Duits meisje, dat zich ontpopte als een fundamentalistische christin. Ze kwam uit Wetter, een broedplaats van streng-christelijk geloof. Beiden waren gretig om die teksten te lezen, maar de verschillen, de ontwikkelingsgang en het karakter van die verhalen waren niet aan hen besteed. Ze kregen ruzie over de vraag wie de zoon was die Abraham moest offeren. Het  was al eeuwen bekend: de christenen meenden Isaäk, de moslims Ismaël. De dames vochten de strijd uit alsof zij hem zelf uitgevonden hadden. Rukiyye hield alle Arabische teksten voor historisch betrouwbaar, de christin beschouwde ze als kwaadaardige leugenverzinsels. Hoewel de zog. Profetenverhalen niet tot de harde kern van de islam behoren en moslims niet verplicht zijn ze te geloven, lukte het me niet hun duidelijk te maken hoe fictie werkt.

Op een dag kwam Rukiyye zeggen dat ze een paar weken niet zou komen; ze moest naar het ziekenhuis voor een operatie. Ik vroeg me af hoe dat zou gaan: dan zou ze toch al die kleren moeten uittrekken, mannelijke artsen en verpleegkrachten aan haar lijf laten enzovoort. Natuurlijk kon ik er niet naar vragen, maar een vrouwelijke collega deed dat wél. Haar antwoord verraste mij: dat was geen enkel probleem, in buitengewone omstandigheden was dat allemaal heel goed mogelijk. 
De operatie was haar blijkbaar zo goed bevallen, dat ze na terugkeer zei dat ze van studievak wilde wisselen: ze ging medicijnen studeren. Ik wenste haar veel succes en zei natuurlijk niet dat ik sterk betwijfelde of ze dat met haar soort brein aan zou kunnen.

Een reactie plaatsen

Opgeslagen onder Arabisch, Christen Christelijk Christendom, Islam, Onderwijs

Mini-herinneringen: vrome studenten in Frankfort

Aanvankelijk gaf ik les in de Arabische taal en letterkunde. Voor moderne  literatuur bestond altijd wel belangstelling, hoewel die steeds minder werd, maar de oudere literatuur interesseerde op de duur vrijwel niemand meer. De islam, die moest bestudeerd worden. Moslim-studenten wilden dat zonder meer, maar niet-moslims wilden het ook, want ze waren nieuwsgierig wat dat toch was, waarover steeds zoveel te doen was.

Ik wist het leven draaglijk te houden door me te specialiseren in de Biografie van de Profeet. Dat was islam, maar stiekem ook literatuur. Voor historische teksten over de vroege islam gold hetzelfde. Maar daarbij kreeg ik soms te maken met vrome studenten. 

De eerste was een sjiïet uit Irak. Die was er fel op tegen dat ik sprak van kalief Mu‘awiya. Die wás volgens hem helemaal geen kalief geweest, maar een usurpator! Ali en zijn zonen, dát waren de rechtmatige kaliefen. Nou ja. Of hij verder vroom was weet ik niet, eerder een chauvinist. Maar een fel kereltje.

Een studente was echt geschokt toen we een historische tekst lazen over het conflict tussen kalief Umar en de (al te) succesvolle generaal Khalid ibn al-Walid. Die scholden elkaar in de teksten verrot, terwijl de kalief zijn macht gebruikte om de generaal uit zijn ambt te ontzetten en diep te vernederen. Dat kon toch niet waar zijn, meende mijn diep-gelovige studente: beide mannen waren toch metgezellen van de Profeet geweest, die konden elkaar toch onmogelijk zo behandeld hebben? De later opkomende mode, de geschiedenis te herschrijven zal zeker aan haar besteed geweest zijn. 

Een andere studente was buitengewoon vroom: van top tot teen in het zwart, zelfs met zwarte handschoentjes! En dat ofschoon de Profeet volgens de teksten vrouwen had toegestaan de handen tot en met de polsen te ontbloten—maar dat gold misschien alleen voor huishoudelijk werk, zoals deeg kneden. Zij bleef niet lang bij ons, want ze kreeg een stipendium om in Medina te gaan studeren. En daar is ze misschien wel van haar geloof gevallen. Je hoorde tenminste nogal eens dat Saoedi-Arabië vrouwen zwaar tegenviel.

Een succes in mijn onderwijs was de studente die ik voor haar scriptie een aantal teksten over Aisha, de vrouw van de Profeet, liet vergelijken en analyseren. Zij kwam tot de conclusie dat die teksten geen van alle weergaven hoe het werkelijk geweest was maar veeleer fictie waren.

(Wordt vervolgd)

Een reactie plaatsen

Opgeslagen onder Arabisch, Christen Christelijk Christendom, Islam, Onderwijs

Wahhabieten afgeschaft

Weet u nog dat half Nederland tobde over de islam, en dat er elke dag in elke krant twee bladzijden over werden volgeschreven? Vooral de fundamentalisten, de salafisten, de Wahhabieten, kortom die hele strenge islamisten waren erg; die konden, als je ze niet krachtig bestreed, ieder ogenblik de wereldheerschappij overnemen en ook in onze streken het kalifaat en de sharia vestigen. Dat was nog vóór de ophef verschoof naar Zwarte Piet, toeslagenschandaal, Corona, de FvD en Poetin. De oude heer Wilders tiereliert nog steeds over de gevaren van de islam, maar verder hoor je er niet veel meer over.

Inmiddels heeft het islamisme op een centrale plaats zijn tanden verloren. Saoedi-Arabië heeft namelijk een heleboel (vermeende) sharia geschrapt, en wel door het verleden te herschrijven, door de streng-gelovige component uit de ontstaansgeschiedenis te verwijderen. Carolien Roelants heeft daarover een kort maar duidelijk stukje in de NRC geschreven. Omdat niet iedereen die krant heeft, kopieer ik de tekst aan het eind van dit blog. (Een pdf hier kopiëren lukt niet.)

Er zijn nu ook bioscopen en muziekfestivals in Saoedi-Arabië, vrouwen rijden auto en openen bedrijven, en over die zwarte doeken wordt ook niet meer getobd. Het zat allemaal niet zo diep. Niet dat Saoedi-Arabië ineens een heerlijk land is geworden, maar de onderdrukking is nu meer profaan.

De ultra-strenge islam bestaat nog wel voort, maar meer in de periferie: Pakistan, Afghanistan, Somalia en hier en daar resten van de ‘Islamic State’ en al-Qa’ida. En groepjes in alle werelddelen, maar een belangrijke bron van inspiratie en financiering is opgeheven.

======================================

Carolien Roelants   NRC-Handelsblad 21 maart 2022

Saoedi-Arabië begint nu in 1727, zonder puriteinse islam

Ik had het u beloofd, en het is veel te interessant, vind ik, om het door andere, érgere actualiteit te laten verdringen. Bij deze de vers gepimpte geschiedenis van het koninkrijk Saoedi-Arabië en zijn koninklijke familie, want Saoedi-Arabië is het enige land dat naar zijn koningshuis is genoemd. Nederland heet toch geen Oranjeland? Hoewel je dat bij nationaal voetbal wel zou denken.

Als u in Saoedi-Arabië woont, is het u vast niet ontgaan, de viering van de allereerste Dag van de Stichting op 22 februari, op Twitter trendend als #de-dag-van-ons-begin(en dan in het Arabisch). Een compleet nieuwe feestdag, naast de bestaande nationale feestdag op 23 september, die de afkondiging van het huidige koninkrijk in 1932 viert.

1932 is dus niet „ons begin”. Nee, het begin is 1727, de oprichting van de eerste Saoedische staat door Mohammed bin (zoon van) Saud. En lees even mee, want dat is heel belangrijk. 

Het interessante is dat tot dusverre die geschiedenis zeventien jaar later begon, in 1744, met dezelfde dappere krijgsheer Mohammed bin Saud, maar toen nog in ogenschijnlijk onverbrekelijk huwelijk met de geestelijke Mohammed ibn (ook zoon van) Abdel-Wahhab. Jazeker, de Wahhab van de ultrapuriteinse sunnitische islam, die tot voor kort zijn zware stempel drukte op de Saoedische maatschappij. Dat wahhabisme dat mannen van vrouwen scheidde en muziek en films verbood. 

Mohammed bin Saud heerste in Al-Diriyah, vlakbij het huidige Riad, en het vorige, nu vervangen ontstaansgeschiedenisverhaal begon met zijn gastvrije opvang van die Ibn Wahhab. Die was uit zijn geboorteplaats dertig kilometer verderop verjaagd nadat hij een vrouw wegens overspel had laten stenigen in zijn passie om de islam van ingeslopen bijgeloof te zuiveren. De twee gooiden het op een akkoordje: Ibn Wahhab kreeg de verantwoordelijkheid voor religieuze zaken, Mohammed bin Saud voor de rest. Geestelijkheid en koningshuis versterkten elkaar. 

Maar in het verhaal van 1727 is Ibn Wahhab er niet meer bij! Volgens de nieuwe lezing van Saoedische historici, schrijft Arab News, was het Mohammed bin Saud in zijn eentje die bezig was om vanuit de stadstaat Al-Diriyah „vrede en eenheid te brengen over het Arabisch schiereiland”. Ibn Wahhab komt pas in 1744, en speelt eerst geen en vervolgens een minder belangrijke rol. Op de Dag van de Stichting werd ook geen melding gemaakt van Ibn Wahhab of van de rol van de geestelijkheid in het landsbestuur. 

Wat u hier ziet is de officiële vastlegging van wat al een tijdje sluipend aan de gang was maar wat sinds het aantreden van koning Salman en zijn machtige zoon Mohammed in 2015 sneltreinvaart heeft gekregen: de verbanning van de geestelijkheid en haar strikte islam naar het tweede plan. Mohammed bin Salman is het land aan het moderniseren, en hij wil geen gezeur van een puriteinse geestelijkheid (of kritiek van wie dan ook trouwens). „In het islamitisch recht is het hoofd van de islamitische orde de wali al-amr, de heerser,” onderstreept hij zelf in zijn recente, lange, boeiende interview met The Atlantic onder de passende kop Absolute Power

Het driedaagse (!) feest van de Dag van de Stichting werd in nieuwe stijl gevierd, las ik. Militaire parades, verkleedpartijen in de stijl van de eerste Saoedische staat en een grote muziekshow in Riad, met de Operette van de Stichting. Wat vindt de geestelijkheid hier nou van, wilt u weten. Die heeft deze keus: meedoen of naar de gevangenis.

1 reactie

Opgeslagen onder Islam, Nabije Oosten

Pijnen in de nek

Het racistische en anti-democratische geschreeuw van Wilders en zijn aanhang is bekend, maar dit wordt de laatste tijd ruimschoots overtroffen door dat van de FvD, eveneens in de Tweede Kamer. Eén van de kwaadaardigste schreeuwlelijken is een academicus, en waarschijnlijk niet zo’n flutstudentje als Th. B. Ik noem maar geen naam; anders krijg ik weer allerlei zoekmachines over me heen. 

Technische bedrijfskunde heeft hij gestudeerd, zo lees ik, en wijsbegeerte van de economie. Bovendien nog een bachelor in de Japankunde. Zes jaar heeft hij in Japan gestudeerd, aan de stedelijke universiteit van Hiroshima (niet te verwarren met de prestigieuze Hiroshima University), waar hij ook is gepromoveerd. Wat zijn opleiding waard is kan ik niet inschatten; hij zal wel Japans kennen en was blijkbaar goed genoeg om te worden aangenomen als wetenschappelijk medewerker bij het Sociaal en Cultureel Planbureau, waar hij, lacht u niet, samen met twee anderen een kloek boek schreef over burgerparticipatie. Hij is dus intelligent, heeft wat van de wereld gezien, kent talen, is internationaal georiënteerd en heeft in Hiroshima jaren de gelegenheid gehad, te beseffen waar fascisme uiteindelijk toe leidt. Waar is het misgegaan met zo iemand? Ging de opleiding te veel over dingen en te weinig over mensen? Was het net niet de top, maar een niveau daaronder? Hebben de jaren bij het SCP bij hem een sterke kotsneiging opgewekt, omdat hij daar moest werken voor die huichelachtige ‘participatiesamenleving’ en moet daarom alles nu maar kapot? Ik weet dat natuurlijk niet, maar zou het willen weten en begrijpen.

Nog moeilijker te begrijpen vind ik twee arabisten, die ook in fascistisch vaarwater zijn beland. Een van hen was een Nederlander, die ik wel gekend heb. Een matig geleerde, maar een goede docent, naar men verzekert. Als student was hij nogal links. Ik heb hem in Egypte zijn eigen WC zien schoonmaken, omdat hij begaan was met de arme schoonmaakster die daarvoor was aangesteld. Dat was goed bedoeld, maar contraproductief; die vrouw begreep er niets van. Deed zij het niet goed, zou zij nu ontslagen worden? Anderzijds had hij een sadistische trek: ik heb hem eens een kat zien kwellen, en zijn vrouw en zoontje behandelde hij ook niet goed. Na een reeks normale publicaties kwam er op een dag een omslag; hij begon over de islam te kankeren, verspreidde giftige haat in allerlei media en werd islam-adviseur van Wilders. Men schrijft zijn kentering wel toe aan een tweetal door extreme moslims bedreven misdaden: de moorden op Anwar al-Sadat en Theo van Gogh. Kan zijn, maar verreweg de meeste collega’s zijn daardoor toch geen moslimhaters geworden. Zijn tweedelige deconstructie van de Mohammed-biografie vind ik niet slecht: ik heb daar zelf ook aan gewerkt. Maar hij deed het uit haat, ik vanuit de hoop dat duidelijkheid in ieders voordeel zou zijn. Bovendien had ik vooral appeltjes te schillen met oudere, starre collega’s; niet met moslims.

De andere arabist is in meer dan één opzicht extreem. Hij is/was? een extreem goede, nog jonge Duitse geleerde, die o.a. twee uitstekende studies heeft geschreven: een over de sharia en een andere over een bepaald genre koran-exegese. Daarmee had hij zeker hoogleraar kunnen worden; misschien zat het hem dwars dat hij dat niet werd? Maar tegenwoordig kom je niet meer zo makkelijk op zo’n post; de academische arbeidsmarkt is verstopt, zoiets kan jaren duren. In ieder geval zei hij de wetenschap vaarwel en werd politicus in het Oosten van Duitsland. Je hoort niet veel van hem, maar hij behoort tot meest rechtse vleugel van de AfD, en is partij-ideoloog over culturele zaken en dus ook de islam. Daarover moet hij dus voortdurend leugens uitkramen, hoewel hij eigenlijk véél beter weet. Hoe wordt iemand zo? Een teleurstelling in de carrière? Een inzicht dat universiteiten sowieso ten ondergang gedoemd zijn? Het maakt misschien wat uit dat hij uit de Duitse minderheid in Roemenië afkomstig is: veel contact met democratische ideeën zal hij in zijn jonge jaren niet gehad hebben. Hij is zo extreemrechts dat hij onder voortdurende observatie van de politie staat; die eer valt niet veel Duitsers te beurt.

Zijn deze twee arabisten niet juist zo geworden omdat zij hebben gezien wat er in naam van een extreme islam is aangericht? Blijkbaar, en er is inderdaad heel wat ellende te zien geweest, maar het is toch vooral hun eenzijdige manier van kijken die hen tot moslimhaters en fascisten heeft gemaakt. Als je wat verder om je heen kijkt zie je dat ook in de islamitische wereld de secularisatie om zich heen grijpt, dat de godsdienst op vele plaatsen verbleekt, zoals dat eerder al bij de christenen in Europa het geval was, en dat moslims en christenen met dezelfde problematiek te maken krijgen: wat gaan we doen als de godsdienst zijn greep op de maatschappij verliest?

Een reactie plaatsen

Opgeslagen onder Duitsland, Islam, Nederland, Politiek, Racisme

Ontbijbeling

Zoals gezegd, het Leeswerk Arabisch en islam sluit ik af. Wel voeg ik nog elementen toe, die de toegankelijkheid en bruikbaarheid kunnen vergroten, zoals leestrajecten. Hier is er een over de ‘ontbijbeling’ van de islam:

Een reactie plaatsen

Opgeslagen onder Arabisch, Islam

Pannenlap

Lang was nog in mijn bezit een heel flodderig gehaakte pannenlap, één van een stelletje. Hij deed denken aan het web van een spin die niet helemaal goed bij zijn hoofd was. Dit exemplaar was tot mij gekomen via mijn zuster. Het was een herinnering aan tante Jo, die bij haar leven veel tijd besteed had aan de nuttige handwerken: breien, haken, borduren enzovoort. Zij verblijdde onze familie met een schier oneindig aantal gehaakte pannenlappen. Maar daar bleef het niet bij: ook het Koninklijk Huis werd  door haar bedacht. Telkens als er een prinsje geboren werd maakte zij babykleertjes, die ze naar het paleis opstuurde. Steevast kreeg zij namens de koningin een vriendelijke bedankbrief.
Natuurlijk was haar haakwerk nooit flodderig; integendeel! Alleen die laatste pannenlap, dat was een rommeltje. Het was de aankondiging van haar dood, die spoedig daarop volgde.

Ik heb sinds 2011 stukjes over Arabisch en de islam geschreven in een blog, eerst alleen in het Nederlands, later ook in het Duits. In mijn onschuld meende ik toen nog dat informatie zou helpen tegen dom en kwaadaardig geleuter van Wilders en zijns gelijken. Na mijn pensionering kon ik daarin bovendien stof kwijt waarover ik jaren lang les had gegeven, zodat die niet verloren zou gaan. Het tijdschrift zenith wilde een aantal van die stukken graag publiceren, zodat ze nog in druk verschenen zonder dat ik daar extra moeite voor deed. En bovendien: als ik zin kreeg om een stukje te schrijven schreef ik er een, ongeacht wat er verder mee zou gebeuren. Maar de laatste tijd kwam er niet veel meer, en ik heb de indruk dat mijn haakwerk dunner, flodderiger geworden is. Daarom wil ik nu met die Arabisch-blogs ophouden, voordat er zo’n pannenlap ontstaat als die van tante Jo. De mij nog resterende energie wil ik enerzijds concentreren op zingen en verder op de uitgave van het boek over godsbewijzen van Jibril ibn Nuh. Het werken daaraan heeft me door de corona-tijd geholpen, maar het is nog lang niet klaar en ik hoop het nog te voltooien voordat ik in een Seniorenresidenz zal belanden.

Die blogs over Arabisch en islam werden en worden behoorlijk gelezen. Naar de aard van het medium kom je wel te weten hoe vaak een stuk is aangeklikt, maar niet door wie. Soms bleek dat wel uit reacties. Ik was altijd blij met moslim-lezers, omdat mijn stukjes waar nodig wat lucht konden brengen in dat soms zo star geworden geloof. Er zullen ook lezers geweest zijn die mij knarsetandend naar de hel gewenst hebben. Mij best hoor, ik ga al. Het meest gelezen stuk was dat over het vermeende huwelijk van de profeet met de piepjonge Aisha, en ik heb werkelijk het idee dat ik die smerige mythe een flink eind heb kunnen aftakelen. Minder blij was ik met de hoge aanklikcijfers van het stuk over katten en honden van de profeet. Ja, ik heb dat geschreven en vind het nog steeds niet slecht en natuurlijk mag het gelezen worden, maar ik had eigenlijk geen lust om voor een moefti aangezien te worden, die moslims vertelt of ze van God een kat of hond mochten nemen. Dat gebeurde wel vaker: dat lezers dachten dat ik een imam was bij wie ze religieuze raad konden vragen. Hadden ze begrijpend kunnen lezen, dan hadden ze geweten dat dat niet zo was. Nee, dan waren mijn analytische stukken over de ezels en muilezels van de profeet veel aardiger. Eveneens populair was helaas mijn stuk over de bestraffing in het graf: een archaisch geloofsartikel van de islam, waarvan ik betreur dat zo veel moslims dat nog serieus nemen. 

Zo, nu heb ik dit spontaan opgeschreven, zoals ik vaker ’s ochtends mijn gedachten van de nacht op papier zet, en nu is het een feit, of moet het dat worden. Als zo dikwijls gaat een tekst aan de werkelijkheid vooraf. Een beetje moeilijk afscheid nemen is het toch wel. Ik zal de betreffende webpagina’s in elk geval nog een tijd open houden voor wie ze wil lezen. En mocht er ooit nog een keuteltje komen kan dat er nog in. Verder is denkbaar dat ik tussen mijn papieren iets vind dat al lang geleden tot stand kwam, met de frisheid van vroeger; dat kan dan ook zijn weg vinden. Het Emigrant-blog blijft overigens bestaan.

Een reactie plaatsen

Opgeslagen onder Arabisch, Islam, Persoonlijk, Schrijven

Mini-herinneringen: tentamens buitenlanders

Toen ik nog les gaf moest ik natuurlijk ook tentamens afnemen en scripties beoordelen, en er waren enkele gevallen met buitenlanders waarbij mijn beoordeling voor de betrokkenen ernstige gevolgen kon krijgen. Dat kwam door een omstandigheid buiten mij om: de overheid gaf buitenlanders soms een tijdelijk visum, dat verlengd zou worden bij succesvolle studie, en anders niet. Zo werd ik soms ongewild de autoriteit die over het verblijf in Duitsland besliste, en daarmee over iemands hele levensloop. Maar wat moest ik doen? Een slecht tentamen is een slecht tentamen; natuurlijk mochten ze het overdoen, maar als het dan niet beter werd ging ik toch niet zeggen dat het allemaal in orde was?

Nog in Frankfort: Een Koerdische student uit Iran, die een tekst had ingeleverd die werkelijk volledig waardeloos was heb ik dus afgewezen. Woede en teleurstelling bij hem, maar ik voelde mij er zelf natuurlijk ook niet lekker bij. Deze jongen wist zich echter te redden: hij ging naar de theologische faculteit en daar werd zijn scriptie met open armen ontvangen. Hij gered, ik verbaasd en een beetje kwaad. Hij heeft me nog jaren vuil aangekeken als ik hem in de stad tegenkwam.

Van een Georgische studente, die zeer sympathiek was en bij iedereen geliefd, werd ik nog treuriger. Ik had haar graag laten slagen, maar dat ging niet, tot twee keer toe was het echt onvoldoende. Tranen, een moeilijk parket, want haar zieke moeder was ook in Duitsland, en dan zou zíj terug moeten naar Georgië? Maar zij werd door haar studiegenoten gered. Die hebben haar ondersteund, bijlessen gegeven en keihard met haar gewerkt, zodat zij de stof toch nog onder de knie kreeg en bij de derde keer zelfs een zeven behaalde. Dat was een opluchting, ook voor mij. Weer tranen, maar nu van vreugde. En de overvloedige dankbetuigingen van een smekeling die wordt verhoord. Nee, nee, die moest ik streng afwijzen: ze dankte haar slagen niet aan mij, maar aan haar harde werk en eventueel aan haar studiegenoten die haar geholpen hadden. Maar ik wilde nu best een glas Georgische wijn meedrinken.

Lastig was ook de beoordeling van scripties die door buitenlanders werden geschreven. Ik beoordeelde dan de inhoud, en niet het Duits waarin zij geschreven waren. Tenzij het Duits zo slecht was, dat er geen inhoud uit te distilleren viel. Als niet-Duitser die zelf geen perfect Duits schreef kon ik moeilijk anders. Maar wanneer iemand slecht Duits schreef en er dan ineens enkele perfecte zinnen opdoken, was even googelen meestal voldoende om te weten waaruit hij die had gecopieerd. Bij Duitse moedertaalsprekers beoordeelde ik overigens wél het Duits waarin ze geschreven waren, en dat schrijnde.

Ook moedertaalsprekers pleegden soms natuurlijk plagiaat met behulp van het internet, maar dan was het niet zo makkelijk ze daarbij te betrappen. Ongeveer twee jaar voor mijn pensionering werd ik mij bewust van de omvang van de plagiaat-problematiek. Als je het goed deed zou het nakijken van een scriptie voortaan veel tijdrovender worden, want dan moest je het geschrift helemaal op plagiaat gaan uitvlooien. Daar bestond wel behulpzame software voor, maar ik had er geen zin in en dacht: dat moet een volgende generatie docenten maar opknappen. Ik ben er vrijwel zeker van dat ze dat niet gedaan hebben.

Het allertreurigste geval met een buitenlandse studente was in Marburg: een Afghaanse, die er ook niets van terecht bracht, maar ook nog op merkwaardige wijze bedrog pleegde. Bij een schriftelijk tentamen had ze enige zinnen opgeschreven die uit mijn eigen syllabus stamden, compleet met mijn kleine eigenaardigheden in stijl en de taalfoutjes die ik in het Duits nog altijd maakte. Letterlijk overgeschreven dus. Zelfs al zou ze heel goed geweest zijn in memoriseren—wat ze niet was—die kleine details had ze dan toch niet mee onthouden? Gezakt, baksteen, verwijt van bedrog, verweer. De afdeling juridische zaken erbij. Deze gaf te kennen dat ze heel goed begreep hoe het zat, maar dat er vooral geen schandaal van moest komen en of ik haar maar wilde laten slagen. De directeur van ons instituut dacht er net zo over, en dat was wat mij treurig stemde. Die vrouw was namelijk een vrome muslima, van top tot teen in doeken gehuld waarin natuurlijk makkelijk spiekbriefjes te verstoppen waren of zelfs hele syllabi, en wie zou haar gaan fouilleren? Het instituut was toen nog nieuw en streefde ernaar, een van de centra in Duitsland te worden waar moslims islamitische theologie konden studeren. Dan zou het erg ongelegen komen, meteen een vrome muslima af te wijzen, temeer daar de dame zeer luid klaagde en dreigde met haar broer, een brutale jongen die bij een radioprogramma voor buitenlanders werkte.

Met die studente liep het nog min of meer goed af. Ik heb haar toen voor dat tentamen natuurlijk een tien gegeven, die lol liet ik mij niet afnemen. Maar korte tijd later stond zij weer op de stoep: ze wilde het tentamen nog eens doen. Ze had zich tot God gewend, veel gebeden en begrepen dat ze fout geweest was, en nu had zij hard gewerkt en of ze het nog een keer mocht proberen. Dat mocht, en nu was het resultaat bevredigend. Daarna was ze ineens verdwenen; nooit meer iets van gehoord, wat ik helemaal niet erg vond.

De houding van onze directeur in deze affaire was mij zwaar tegengevallen. Gelukkig werd het om andere redenen niets met die islamitische theologie. Die belandde namelijk in Frankfurt, waar al een kern zat van twee door Turkije gefinancierde hoogleraren. Geen slechte lui, maar het gaat natuurlijk niet aan, zo’n studierichting vanuit het buitenland te laten financieren. Dat vond de minister aanvankelijk ook; maar op een dag, toen ze nog eens in haar portemonnee had gekeken, draaide ze om en liet de Turken in Frankfurt hun gang gaan. Ze doen het goed, op hun manier, maar ik wilde daar niets mee te maken hebben en was ook blij dat Marburg ervan verschoond bleef.

Een reactie plaatsen

Opgeslagen onder Afghanistan, Arabisch, Duitsland, Godsdienst, Islam, Onderwijs, Studenten, Taal

Snouck

Snouck, zo heet de onlangs verschenen zeer leesbare en degelijke biografie van Christiaan Snouck Hurgronje (1857–1936), geschreven door Wim van den Doel. Ik heb er erg van genoten en veel van geleerd, en beveel hem dan ook graag aan iedereen aan, en vooral aan arabisten en geïnteresseerden in de islam en Indonesië. Snouck was jarenlang adviseur van de regeringen van Nederlands-Indië en Nederland, en later ook hoogleraar te Leiden, o.a. Arabisch en islamwetenschap. De biografie portretteert de invloedrijke, wereldwijd bekende landgenoot in al zijn innerlijke tegenstrijdigheid en is ook een belangrijke bron van kennis over de Nederlandse koloniale politiek, dus ook Nederlanders die niet ‘van het vak’ zijn kunnen er veel aan hebben.
Ik ga niet het hele boek van ruim zeshonderd bladzijden bespreken, maar ik wil er enkele punten uitlichten.

Atjeh
In Noord-Sumatra ligt Atjeh (moderne spelling: Aceh), een gebied dat eind negentiende eeuw weigerde zich te onderwerpen aan het koloniale bestuur. Snouck was in belangrijke mate verantwoordelijk voor de laatste fase van wat als de Atjeh-oorlog bekend staat (1873–1903). Zijn (toen nog) vriend Generaal van Heutsz deed het grove werk, Snouck droeg de ideeën aan. De bedoeling was, de rebellie snoeihard neer te slaan om daarna met gulle hand de zegeningen van het koloniale bestuur over het land te doen neerdalen. Volgens Snouck ging het er om, de bevolking te beschermen tegen de uitbuiting en willekeur van plaatselijke potentaatjes en fanatieke godgeleerden, die hij aanried ‘zeer gevoelig te slaan’. De eerste fase, met veel wreedheid, bloedvergieten en vernietiging, werd inderdaad verwezenlijkt, het is bekend. Dat hier iets niet klopte kwam bij Snouck blijkbaar niet op. Van die zegeningen is niet veel meer vernomen — wat hij een kwart eeuw later zelf ook inzag.

Ethisch kolonialisme
Snouck geloofde werkelijk dat het koloniale bestuur zegeningen bracht. Volkeren die lager stonden in beschaving konden immers veel leren van ontwikkelder volkeren, zodat ze op de (lange) duur op eigen benen konden staan. Dat Indië vooral een wingewest was, dat goed was voor een flink percentage van de Nederlandse staatsinkomsten, moet Snouck hebben geweten, maar uit dit boek blijkt niet dat hij daar ooit over tobde of het niet vanzelfsprekend vond. Wel vond hij dat er meer en beter onderwijs moest komen voor intelligente inlanders uit de hogere kringen, zodat dezen ook functies konden krijgen in het bestuur en de rechtspraak. Op den duur zou Indië zelfs door Nederlanders en inlanders samen bestuurd moeten worden. Daarin was Snouck veel ‘ethischer’ dan de bestuurders in Indië en het ministerie in Den Haag, die zich daar heftig tegen verzetten en de inlander juist liever klein hielden.

De islam
Snouck was niet bang voor de islam, want hij kende hem van binnen en van buiten. Hij had in Mekka gezeten, presenteerde zich als moslim, verkeerde op voet van gelijkheid met islamitische geleerden, leefde zo veel mogelijk ‘inlands’ en sloot twee maal een islamitisch huwelijk met een Sundase vrouw. Hij had een hekel aan het panislamisme, dat volgens hem vooral door het Ottomaanse Rijk werd verbreid. Maar over de islam in Indië maakt hij zich geen zorgen; integendeel. In 1913 werd op Java de Sarekat Islam opgericht, een islamitische vereniging ter behartiging van de belangen van moslims. Toen deze al gauw een enorme aanhang kreeg schrokken ondernemers en koloniale bestuurders zich wezenloos en wilden die vereniging onderdrukken, maar Snouck vond het juist een goed idee. Geef ze de ruimte en wat zelfstandigheid, dan worden ze niet opstandig. Hij had niet die koloniale schrik voor moslims, die berust op onwetendheid. Voor de machtsovername door de Wahhabieten in Arabië had hij wel waardering. Waarschijnlijk kon hij nog niet overzien wat voor ellende die zouden aanrichten. Zij brachten in elk geval rust en orde, en dat was goed voor de pelgrims uit Indië.

Racisme
Al tijdens zijn jaren in Indië (1888–1906) verkondigde Snouck steeds de mening dat vermeende raciale verschillen geen enkele rechtvaardiging boden om inlanders onderwijs en functies in bestuur of rechtspraak te onthouden. En na de barbarij van de Eerste Wereldoorlog in Europa kon zeker niemand meer in ernst beweren dat het blanke ras superieur was. Maar hier sprak Snouck met dubbele tong. Hij had vijf kinderen van zijn twee achtereenvolgende Sundase echtgenotes, die hij niet erkende. Hij stuurde af en toe wat geld en een briefje, maar wenste verder geen contact, en wilde zeker niet dat ze naar Nederland zouden komen. In Nederland trouwde hij opnieuw en kreeg een dochter. Hij had dus maar één kind.

De vloek van Snouck
Snouck was al in 1936 gestorven, maar toen ik na mijn kandidaatsexamen in 1968 aankwam in Leiden waarde zijn geest er nog rond. Om te beginnen werden de colleges Arabisch gegeven in zijn ruim bemeten huis aan het Rapenburg. De hoogleraar las voor uit het collegedictaat van Snouck. Als je boven naar de WC moest, belandde je in diens badkamer, waar zijn badkuip met leeuwenpoten stond. In de gang hing een portret van de illustere bewoner. Ja, die ogen: zelfs in het schemerdonker van het trappenhuis doorboorden ze je nog.
Snouck heeft met zeer harde hand een stel leerlingen gevormd, die hij veel bijbracht, maar die hij ook voortdurend kwetste en kleineerde. Bij sommigen leidde dit tot blijvend geestelijk letsel, dat zij nog doorgaven aan de volgende generatie. De lamheid van de Leidse arabistiek in de jaren zestig en de verpeste sfeer waren zonder twijfel een gevolg van de ‘vloek van Snouck’. Wie of wat kon na hem nog bestaan?

Als ik me aan een korte karakterisering mag wagen: Snouck was een groot geleerde, een harde man, ook voor zich zelf, die niet door innerlijke twijfels werd geplaagd en weinig geduld had met minder getalenteerden.

Een reactie plaatsen

Opgeslagen onder Arabisch, Islam, Oorlog, Orient, Politiek, Racisme