Groot Brittannië heeft zoals bekend veel bijgedragen tot de stichting van de staat Israël in Palestina. Het kon dat doen omdat Palestina van 1920 (of 1922) tot 1948 een Brits protectoraat was. Maar reeds daarvóór waren Joden soms aangemoedigd erheen te emigreren, en toen de Eerste Wereldoorlog uitbrak en de grote mogendheden alvast begonnen het Ottomaanse Rijk onder elkaar te verdelen voorzag Groot-Brittanië zeker een rol voor Joden in Palestina. In de regeringsverklaring die bekend staat als de Balfour-declaration beloofde de Britse Minister van Buitenlandse Zaken Balfour een “nationaal tehuis” (niet een staat) voor het Joodse volk aan de Joodse leider Lord Rotschild, lid van het Hogerhuis. Hier volgt nog eens de tekst:
November 2nd, 1917
Dear Lord Rothschild,
I have much pleasure in conveying to you, on behalf of His Majesty’s Government, the following declaration of sympathy with Jewish Zionist aspirations which has been submitted to, and approved by, the Cabinet.
“His Majesty’s Government view with favour the establishment in Palestine of a national home for the Jewish people, and will use their best endeavours to facilitate the achievement of this object, it being clearly understood that nothing shall be done which may prejudice the civil and religious rights of existing non-Jewish communities in Palestine, or the rights and political status enjoyed by Jews in any other country.”
I should be grateful if you would bring this declaration to the knowledge of the Zionist Federation.
Yours sincerely, Arthur James Balfour
—————-
Vertaling van de verklaring: Zijner Majesteits Regering staat welwillend tegenover de vestiging in Palestina van een nationaal tehuis voor het Joodse volk, en zal haar beste krachten aanwenden om de verwezenlijking van dit doel te bevorderen, waarbij het duidelijk moet zijn dat niets zal worden ondernomen dat de burgerlijke en religieuze rechten van niet-Joodse gemeenschappen in Palestina zou kunnen aantasten, of de rechten en de politieke status die Joden genieten in enig ander land.
Maar waren die Britten dan zo dol op Joden, waren ze niet ook antisemitisch? Vaak wel, maar het zou niet beleefd zijn geweest, dat tegen een zo invloedrijke Joodse lord te laten merken. Er waren ook filosemieten, er zaten Joden in het kabinet en bovendien verwachtte Brittanië voordelen van een Brits foothold met Joods personeel in het Nabije Oosten. Voorkomen moest worden dat de Fransen, met de katholieken die zíj ondersteunden en gebruikten, daar voet aan de grond zouden krijgen, of de Russen, laat staan de Arabieren van het Schiereiland. Palestina lag immers dicht bij het strategisch belangrijke Suezkanaal. Het hele project was een manier om de Joden weg te krijgen én een nuttig gebruik van hen te maken. Dat er in Palestina al mensen woonden deed niet ter zake; die moesten maar een eind oprotten. Er was een hiërarchie in verachting: Joden waren niet helmaal volwaardig, maar Arabieren waren uitgesproken minderwaardig, om van de nog zwartere volkeren in de koloniën maar te zwijgen.
Dezelfde Lord Balfour schreef in 1922:
“The four great powers are committed to Zionism and Zionism, be it right or wrong, good or bad, is rooted in age-long tradition, in present needs, in future hopes, of far profounder import than the desires and prejudices of the 700,000 Arabs who now inhabit that ancient land. In my opinion that is right.”
—————-
Vertaling: De vier grote mogendheden zijn gecommitteerd aan het zionisme en het zionisme, terecht of ten onrechte, goed of slecht, is geworteld in een eeuwenlange traditie, in tegenwoordige behoeften, in toekomstige verwachtingen, die van veel groter belang zijn dan de verlangens en vooroordelen van de 700.000 Arabieren die nu dat oude land bewonen. Naar mijn mening is dat juist.
Joden zijn dus veel belangrijker dan Arabieren. Hier klinkt niets meer door van ”de burgerlijke en religieuze rechten van niet-Joodse gemeenschappen in Palestina” uit de verklaring van 1917— trouwens, dat “niet-Joodse gemeenschappen” had al weinig goeds beloofd.
Toen de Peel Commission in 1937 had voorgesteld, Palestina op te delen in een Joods en een Arabisch gedeelte, bakte Churchill ze helmaal bruin:
“I do not agree that the dog in the manger has the final right to the manger even though he may have lain there for a very long time. I do not admit that right. I do not admit for instance, that a great wrong has been done to the Red Indians of America or the black people of Australia. I do not admit that a wrong has been done to these people by the fact that a stronger race, a higher-grade race, a more worldly wise race to put it that way, has come in and taken their place.”
—————-
Vertaling: Ik ben het er niet mee eens dat de hond in de voerbak het uiteindelijke recht op de voerbak heeft, ook al heeft hij er misschien heel lang in gelegen. Ik erken dat recht niet. Ik geef bijvoorbeeld niet toe dat de rode Indianen in Amerika of de zwarte mensen in Australië groot onrecht is aangedaan. Ik geef niet toe dat deze mensen onrecht is aangedaan doordat een sterker ras, een ras van hogere rang, een meer wereldwijs ras om het zo maar te zeggen, hun plaats heeft ingenomen….
Die hond staat voor de Palestijnen, die door zijn zinloze en storende aanwezigheid de Joden afhoudt van de voederbak, maar dat had u al begrepen. Het Engelse race dekt niet helemaal ons woord ras, maar racisme is hier overduidelijk aanwezig. Churchill heeft een mooie laan in Amsterdam naar zich vernoemd gekregen omdat hij ons heeft bevrijd van de Nazi’s, maar zelf was hij geen haar minder racistisch dan zij. De verdrijving van de Palestijnen in 1948 (nakba) paste prima bij die hiërarchie van de “rassen”.
Die hiërarchie bestaat ook nu nog. Racisten hebben vooral de pest aan moslims, daarna aan Joden. Moslims kunnen tijdelijk tot bondgenoot genomen worden tegen Joden, Joden kunnen tot bondgenoot tegen moslims worden verklaard.