Gisteren bij de kooruitvoering was ook Heike weer aanwezig. Ze heeft normaal meegezongen en zelfs een kleine solo ten beste gegeven. We hadden haar bijna twee jaar niet gezien, want ze had Long COVID. Via via heb ik wel gehoord hoe het ging: haar stembanden waren niet aangetast, de longfunctie ook niet, maar het middenrif wel, en dat belette haar normaal te ademen en verklaarde de voortdurende vermoeidheid. Als ik het goed heb begrepen en samengevat tenminste. Ze wilde nog leven, ze wilde zingen en heeft dus eindeloos veel oefeningen gedaan, met behulp van fysiotherapeuten en ook haar zanglerares, die tevens onze dirigente is. Het resultaat mag er wezen, al heeft het heel lang geduurd; maar dat schijnt normaal te zijn. Ze ziet er wel wat meer dan twee jaar ouder uit en is in de pauze even op haar rug op een kerkbank gaan liggen, maar ze deed weer normaal mee. Ook bij het etentje na afloop was ze aanwezig.
Ze was er dus weer en mensen vroegen haar: Hoe gaat het nu met je? Dat was oprechte belangstelling, niet een betekenisloos how are you. Maar het bracht haar tot vertwijfeling, en na een paar keer uitleggen zei ze: die vraag krijg ik twintig keer per dag; alsjeblieft, vraag het niet!
Begrijpelijk. We zagen en hoorden toch allemaal ‘hoe het ging’. In zulke gevallen dus je blijdschap beter niet in vraagvorm gieten, maar misschien zoiets zeggen als: Ha, Heike fijn, dat je er weer bent. Of alleen verwelkomend toeknikken, dat kan ook.