Overal klinkt weer kerstmuziek en kerstmuzeik, maar wat is het typisch kerstige daarvan? De teksten van liederen en liedjes natuurlijk in de eerste plaats: gloria, kindeken, wiegje, stal, stro, alles duidelijk. Maar in muziek zonder tekst zijn er ook wel aanwijzingen. Klokgelui bij voorbeeld: niet de zware bronzen stemmen van een kerktoren, veeleer tedere belletjes die komen aantingelen vanuit de harmonie der sferen, die zijn onmiskenbaar kerst. En dan is er de ‘pastorale’ muziek uit de barok, indachtig de herdertjes die bij nachte lagen. Kalm en lieflijk kabbelt zij voort, die vermeende herdersmuziek, met haar deinende ritme en lieflijke tonen, zonder grote sprongen. Ik word daar altijd een beetje slaperig van. Hoewel herdertjes ook ’s zomers graag bij nachte liggen doet deze muziek onherroepelijk aan kerst denken; nooit aan herdersuurtjes.
Maar dan is er nog heel veel muziek die geen van bovengenoemde kenmerken heeft en die toch na drie tonen al als kerstmuziek te herkennen is. Hoe, waarom? Ik weet het niet.