In Marburg is op het ogenblik een interessante en aardige jonge wetenschapper, verbonden aan het instituut waar ik gewerkt heb. We kenden elkaar al van correspondentie, want onze onderzoeksonderwerpen liggen dicht bij elkaar. Maar nu is er natuurlijk de gelegenheid elkaar in het echt te zien. Voor de kerst heb ik hem voor het eerst bezocht, en toen bleek dat hij de werkkamer had gekregen die tot 2012 de mijne was geweest. Dat was een vreemde gewaarwording: alles was er nog, de meubels, de poster die ik aan de wand had gehangen en het Duitse telefoonalfabet dat ik op een poot van het bureau had geplakt. Gisteren zat ik er weer, en toen vertelde F. dat er in de kast nog een enorme stapel scripties en tentamens lag ‘uit mijn tijd’. Ik herinnerde mij: die had ik indertijd achtergelaten omdat die dingen een bepaalde tijd bewaard moesten blijven. Maar die tijd was ruimschoots verstreken en nu konden ze wel weg. F. kon de vrijkomende kastruimte goed gebruiken. Bij het uitmesten heb ik enkele blikken op die papieren geworpen en ziedaar, de hele periode herleefde. De studenten, de onderwerpen, de tentamenvragen die ik nu zelf waarschijnlijk niet meer zou kunnen beantwoorden: alles kwam weer boven. Een unieke gelegenheid tot graven in de eigen autobiografie, die ik echter niet wilde aangrijpen. Nee, in die enkele ogenblikken werd er al genoeg omhoog gewoeld. De boel kan dus in de papiercontainer; alleen de mooie mappen waarin de scripties vaak werden aangeleverd zijn nog waardevol om te bewaren.
De dikste scriptie heb ik wat langer bekeken. Dat was een afstudeerscriptie, die dus in een zitting te verdedigen was geweest; ongeveer zoals een proefschrift, maar dan bescheidener. Het was een heel behoorlijk werkstuk; des te schrijnender dat de studente het nodig had gevonden haar verleidingskunsten in stelling te brengen. Je had van die studentes, die zich extra optutten voor iedere werkbespreking. Zo ook M., met wie er meerderde werkbesprekingen waren geweest: altijd een tikje onzakelijk om het zo maar te zeggen. Ik liet dan de deur open. Bij de uiteindelijke verdediging had zij extra haar best gedaan. Een flinke plens parfum en een fraaie zijden blouse. Maar die was blijkbaar al niet nieuw meer en M. was in de loop der tijd toch iets aangekomen, zodat het ding erg strak zat, té strak eigenlijk. De totale indruk was dus niet zo fantastisch en ging mede nach hinten los omdat de rol van bijzitter werd vervuld door een wat oudere hoogleraar, een vrouw met een knotje en een degelijk mantelpak. Die liet middels haar gelaatsuitdrukking haar misprijzen duidelijk blijken. Na de zitting hebben we er samen om gegrinnikt. Maar de kandidate was geslaagd hoor, met een goed cijfer.